Moet je even meekomen. Mijn vrouw woont niet meer thuis, helaas. Dagelijks ga ik bij haar op bezoek in ’t Blauwbörgje, waar ze goed wordt verzorgd in het net gerenoveerde verpleegtehuis. Maar zie eens, ik moet je even wat laten zien. Kijk, die poppen heeft ze zelf gemaakt. En dit is Doris, die ken je toch wel?
Antoon (Tom) Manders (Den Haag, 23 oktober 1921 – Utrecht, 26 februari 1972) was een Nederlandse tekenaar, komiek en cabaretier. In de laatste rol werd hij met name bekend als Dorus.
Hoewel zijn geboorte officieel in de archieven staat als 24 oktober, is hij eigenlijk op 23 oktober geboren. Zijn vader liet hem een dag later inschrijven, omdat hij voor een zondagskind geen vrije dag kreeg.
Al jong bleek zijn talent voor tekenen. Hij volgde de ULO, en volgde daarna een driejarige avondcursus Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Manders was onder andere actief als reclameschilder en ontwerper van affiches. Later ontwierp hij ook decors voor toneel en cabaretvoorstellingen. Tot zijn vaste opdrachtgevers behoorden Theater Carré, Lou Bandy, Heintje Davids en Wim Kan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Manders in Duitsland tewerkgesteld, maar na een half jaar ontvluchtte hij zijn schildersbaantje. Door Kan kwam Manders op het idee zelf cabaret te gaan doen, net als zijn oudere broer Kees.
Vanaf 1953 was Manders betrokken bij de inrichting en programmering van Carel Kamlags revuecafé Saint-Germain-des-Prés aan het Rembrandtplein in Amsterdam. Manders trad daar zelf op als het typetje dat zou uitgroeien tot de zwerver Dorus. Toen hij van de VARA de uitnodiging kreeg iets voor televisie te doen, liet hij het café nabouwen in de studio en startte een succesvol televisieprogramma dat enkele jaren te zien zou zijn.
Tussen 1956 en 1962 werkte Manders samen met organist Cor Steyn (“meneer Cor Steyn”) voor het programma De Showboat. Samen waren zij verantwoordelijk voor nummers als Twee motten, M’n volkstuintje, De crocus en de hyacint, Als ik wist dat je zou komen, Bij de marine en Figaro.
Het pand aan de Mauritsstraat 65 in Rotterdam, waar tot in 1960 de Chemicaliënhandel v/h E. Schuddebeurs NV was gevestigd, werd in 1967 tot het Cabaret Dorus omgebouwd, dat in 1970 weer moest sluiten. Nu staat er op die plaats een wooncomplex dat sinds 1 november 1985 de naam Tom Mandershof draagt.
Manders raakte in de financiële problemen toen hij probeerde Dorus-films te produceren. In 1967 won hij een Zilveren Roos, en begon een nieuwe show in zijn nieuwe theater. Nog tijdens de bouwperiode lanceerde hij in de zomervakantie een kindermatinee, met daarin o.a. Bij Dorus op schoot. Legendarisch is de scène van de zomer 1967, op 18 november uitgezonden bij de Vara-TV, met het driejarige meisje Corrina Konijnenburg, dat Poessie Mauw eindeloos blijft zingen. Toen in 1970 de Rotterdamse club sloot, stopte ook het programma. In 1971 kwam Dorus nog één maal terug op de televisie tijdens een programma met een verborgen camera, waarbij hij mensen de stuipen op het lijf joeg als wassen beeld in Madame Tussauds. In hetzelfde jaar had hij nog een hit met In de hemel is geen bier.
Begin februari 1972 kreeg Manders een auto-ongeluk. In het ziekenhuis werd geconstateerd dat hij kanker had. Drie weken later stierf Manders aan een hartaanval.