De duindoorn is een plant die een verspreidingsgebied kent vanaf Midden-China tot in het kustgebied van Noordwest-Europa en ook langs de Zwarte Zee, in Alpiene gebergten en de Centraal –Aziatische steppen.
De afmetingen variëren van één meter tot bijna vijf meter. De bloeimaanden voor deze plant zijn april en mei. De bladeren zijn lijnvormig-langwerpig tot smal spatelvormig. De duindoorn is tweehuizig. De groenige bloemen groeien in de oksels van dicht bij elkaar geplaatste, bruine knopschubben. Ze verschijnen voor de bladen. Mannelijke bloemen hebben 2 min of meer rechtopstaande ronde slippen, die samen de 4 meeldraden helemaal kunnen omsluiten. Vrouwelijke bloemen zijn spoelvormig en hebben bijna allemaal geen steeltje. De lange stempel is roodbruin.
De oranje bessen zijn bijna bolrond en zes tot acht millimeter groot. De bessen zijn eetbaar, maar vrij zuur.
Culinair heeft men de duindoorn ook leren kennen. Er zijn mensen die van een halve kilo er confituur van gemaakt hebben en het als een openbaring beschrijven. Buiten de heerlijke geur bij het bereiden heeft de confituur een waanzinnige oranje kleur en is de smaak onvergetelijk te noemen.