“Als de bijenvan de aardbodem verdwijnen, heeft de mens nog slechts vier jaar te leven; geen bijen, geen bestuiving, geen planten, geen mensen..” Albert Einstein(1879-1955).
De mens was al vroeg bekend met het nut van de bijen. De wilde bij, voorouder van onze honingbij, leefde in spleten, holen, holle boomstammen en vrijhangende nesten in (sub)tropische streken. Om meer profijt van deze nuttige diertjes te hebben, werden holle boomstammen met nest en al uitgezaagd en dicht bij het woonhuis gezet. Het begin van de bijenteelt.
Later werden bijenhuisvestingingen zelf gemaakt, eerst korven van gevlochten twijgen en met leem bestreken, daarna van stro en braamstengels, tegenwoordig gebruikt men houten kasten.
Een bijenvolk bestaat ujit 40.000 tot 60.000 werksters, enkele honderden darren en één koningin die opvalt door haar lange achterlijf. De werksters verzamelen stuifmeel en nectar uit de bloemen, beiden worden opgeslagen in de raten in de kast of korf. Stuifmeel wordt in een speciaal korfje aan de achterpoten mee naar “huis”genomen en dient als voedsel voor de jonge larven. Doordat bijen veel bloemen bezoeken vindt bloembestuiving plaats. Veen planten en bestuivende insecten zijn dus geheel en al op elkaar aangewezen. Een bijenvlucht duurt ongeveer tien minuten. Een werkster vliegt zo’n 40 keer per dag uit. Een bij bezoekt dus 4000 bloemen per dag! Een bijenvolk bezoekt minstens 200 miljoen bloemen per dag.
Het artikel: Jaar van de Bij 2012: klik hier