Voorvleugellengte: 15-18 mm. Gemakkelijk te herkennen aan de rozerode of roodachtig bruine diagonale lijn die vanuit de vleugelpunt schuin over de voorvleugel naar de binnenrand loopt en doorloopt over de achtervleugel.
Ook de helder rozerode achterrand van de vleugels is kenmerkend. De grondkleur van de vleugels is roomkleurig bruin met een variabele zeer fijne donkere spikkeling. De achtervleugel heeft halverwege de achterrand een duidelijke punt. De rozerode tinten kunnen in de loop van de vliegtijd verbleken waardoor het bruin gaat overheersen; de tekening varieert weinig. Zeer zelden worden donkerbruine of purperachtig zwarte exemplaren waargenomen. Exemplaren van de eerste generatie zijn groter dan die van de tweede generatie; vlinders van de derde generatie zijn witer met een grovere spikkeling.
Voorkomen
Een heel gewone soort die verspreid over het hele land voorkomt.
Habitat
Allerlei vochtige plaatsen met weelderige kruidenrijke vegetaties zoals struwelen langs sloten, brede bospaden, natte weilanden en tuinen.
Waardplanten
Zuring en duizendknoop.
Vliegtijd en gedrag
Begin mei-eind september in twee, meestal drie generaties. De vlinders komen op licht en worden overdag vaak opgejaagd uit lage vegetatie.
Levenscyclus
Rups: het hele jaar waar te nemen. De rups overwintert en verpopt zich in het voorjaar in de strooisellaag.
Bron: Vlindernet