In de Gedeputeerdenkamer van het provinciehuis hangt het schoorsteenstuk ‘Gerechtigheid’ uit 1699. Deze allegorie, 168 x 202 cm, is speciaal gemaakt voor de vergaderzaal van het college van Gedeputeerde Staten.
Het was de bedoeling dat Gedeputeerde Staten de les, die het schilderij hen voorhield, ter harte namen bij hun bestuurstaken.
Een goed bestuurder moet rechtvaardig, voorzichtig en waarheidslievend zijn en moet alle bedrog ontmaskeren. Hij of zij ondersteunt de onschuld en bestrijdt alles wat niet juist is.
‘Fotobijschrift’
Onder het wapen van Stad en Ommelanden dat door leeuwen wordt vastgehouden, zit Justitia of Gerechtigheid op een troon. In haar linkerhand draagt zij een weegschaal en in haar rechterhand een opgeheven zwaard. Achter het zwaard staat Nuda Veritas, de Naakte waarheid. Zij is een vrouw, met een open boek in de rechterhand en een soort stralenkrans om haar hoofd. Rechts van Justitia staat Prudentia, de Voorzichtigheid, met een bolle spiegel in de handen. Geheel rechts op het schilderij staat Minerva, de godin van de Wijsheid, in helm en harnas, met haar speer en schild op de grond liggend. Zij toont het masker dat zij net heeft afgenomen van de oude vrouw, Fraus, die voor haar knielt op de treden van de troon. Fraus verbeeldt het bedrog. Aan de andere zijde knielt voor de troon een vrouw die een lam naast zich heeft. In haar opgeheven rechter hand houdt zij een hart omhoog. Zij is de Onschuld. Links in het schilderij is Hercules afgebeeld, de held in wie Kracht en Sterkte zijn verpersoonlijkt. Hercules draagt een leeuwenhuid en heeft zijn knots in de hand. Met deze knots haalt hij uit. Voor hem ligt een man achterover met een gebroken zwaard in zijn handen. Hier wordt de Opstandigheid of de Ondeugd gestraft. De scene speelt zich af tegen een architectuur met een draperie. In de linkerbovenhoek is een stuk open lucht te zien. Daaruit komen vier putti die een lauwerkrans en een hoorn des overvloeds aandragen.
Waarborg taakopvatting provinciaal bestuur
De diepere betekenis van het schilderij ging voorbij aan de ‘gewone man’, zoals de marktkooplui en de handwerkslieden. Alleen de elite begreep de allegorie en de moraal van het kunstwerk. Zij kenden de verhalen uit de Griekse of Romeinse mythologie. In het provinciehuis was deze allegorie een aanwijzing voor de taakopvatting van het provinciaal bestuur. De figuren op het schilderij hielden de bestuurders als het ware een spiegel voor. De verschillende personen verbeeldden (on)deugden of eigenschappen en vertelden samen wat er nodig was voor een goed bestuurde provincie. Collenius gebruikte meerdere keren dezelfde goden, helden of allegorische figuren. Zoals bijvoorbeeld Hercules die de overheidsmacht verbeeldt en alles bestrijdt wat slecht is, in de vorm van een man die op de grond ligt. Minerva, symbool voor geestelijke wijsheid, houdt zich vaak bezig met de ontmaskering van Fraus, een oude vrouw die het bedrog belichaamt. Justitia, de verpersoonlijking van de gerechtigheid, is onmisbaar op een schilderij in een overheidsgebouw. Voor de bezoekers van het provinciehuis was zo’n schilderij een waarborg van de taakopvatting van het bestuur.
Bron: Provincie Groningen