Er ligt een graatmagere vent in de Bataviastraat in de Korrewegwijk in Groningen. Hij ligt er al jaren, achterovergezakt in zijn klapzetel. Een kunstwerk van Hans Mes.
Onder zijn kleren zit nauwelijks meer dan een skelet. Hij heeft een duivels hoofd met dierlijke puntoren en een sik, als een angstaanjagende graaf uit een oude film. Zijn rechterhand houdt een geldstuk vast.
Hij zou Mefisto kunnen heten, de man die zijn ziel aan de duivel verkocht voor zijn eigen gewin en carrière.
Dat lijkt op wat de maker, Hans Mes, in zijn hoofd had toen hij het beeld maakte voor de Bataviastraat. Hij dacht destijds, in 1984, voordat de omgeving werd aangepakt: “Bataviastraat, daar wemelt het van de junks, die plegen roofbouw op hun eigen lichaam!” en: “Batavia, daar lagen kolonialen in ligstoelen te parasiteren op de lokale rijkdommen.” Deze vent, laat ik hem maar Mefisto noemen, is beide.
Het beeld stelt en man voor die onderuitgezakt zit in een ligstoel – een bekende pose op vele Nederlandse veranda’s in de voormalige kolonie. Het morbide gelaat en het geldstuk in zijn rechterhand zijn een verwijzing naar de ‘kwaadaardige hebberigheid van kolonialen’. Maar evengoed is in de man de junk met het uitgeteerde lichaam te zien.
Ondanks zijn griezelige uiterlijk is de figuur een vertrouwde bewoner van de Bataviastraat geworden; kinderen spelen op het beeld en buurtbewoners voorzien het ’s winters van een sjaal en ijsmuts.
Bron: Staat in Groningen