Het was 1965 en de tijd nog erg lang voordat de eerste Lp’s in grote aantallen werden gekocht door de Groninger tieners. Pas eind 1969 zou de LP voor hen echt de voorkeur krijgen en dus was het elk verdiend dubbeltje opzij leggen voor andermaal de aanschaf van een nieuwe single. Ikzelf was in 1965 nog niet aan het werk en zag met lede ogen dat mijn tweelingbroer Egbert, die zich had ingeschreven voor de avondopleiding van de gerenommeerde Academie Minerva, zijn eerst verdiende centen binnen bracht. Eerlijk verdient als medewerker bij de reclameafdeling van Vroom en Dreesman in Groningen. Zelf haalde ik voorlopig nog wat extra geld binnen door op zaterdag mijn vader te assisteren in de kapsalon aan de Korreweg 105, alwaar het destijds vooral op de zaterdagen een komen en gaan was van vaste scheerklanten. Dat ging volgens een vast procedé, waar wel enige verklaring voor nodig is.
De salon bevatte twee werkstoelen waarin de klanten plaats konden nemen. Het werkgebied bestond verder uit natuurlijk de wastafels en omgeving, vier ladekastjes, drie bovenliggende glazenkastjes en twee grote spiegels.
Naast de gebruikelijke kappersattributen veel verkoopmateriaal afkomstig van de firma Valdelis uit Schiedam. Op het einde van elk jaar verraste de firma de vaste afnemers met een ander product van de firma Jansen uit hetzelfde Schiedam, een heuse Jonge Jenever, ‘Louter Kabouter’. Op het werkgedeelte 2 grote stapels witte vers gewassen witte handdoeken en in de diverse lades allerlei scheerattributen van de diverse vaste klanten, inclusief hun abonnementskaarten.
Een klant kocht een dergelijke kaart tegen een vaste prijs en kreeg als bonus, als de kaart helemaal was opgeknipt met ‘scheerbeurten’ één gratis scheerbeurt. Ook waren er wel bijzondere lades in de kasten. Eén ervan bevatte een slot en na opening van het slot zat de kas in de lade. De kas die iedere zaterdagavond weer op een cent nauwkeurig uitsluitsel moest geven of vader met de klanten voor 100% had afgerekend. Moeder was verantwoordelijk voor de kas, waarbij ik maar al te vaak mocht bijstaan om tot een gemeenschappelijke conclusie te moeten komen: er was een stuiver te weinig in kas! Over tellen dan maar was het rasse besluit van moeder Rie, die niet snel van opgeven wist.
Het tweede laatje was een feestlaatje voor de jeugd die in Kapsalon Knot kwam. Een grote vierkante trommel gevuld met boterboontjes die aan een kind, na geknipt te zijn, werd uitgedeeld. Ik hoef U natuurlijk niet te vertellen dat op rustige momenten deze lade ook wel eens om andere redenen werd geopend. Terugkomend op de twee stoelen in de salon was er één die door een klant werd gevuld op de zaterdagen. Deze werd op dat moment geknipt dan wel geschoren door vader, terwijl in de tweede stoel een klant alvast werd voorbereid voor een scheerbeurt. In eerdere jaren had broer Jelle al vaak de Vergulde Hand aan de kwast gezet. Dit om vervolgens de klant in te zepen. In het midden van de jaren zestig stond ik vader nu en dan bij om…..juist, de nodige fooien te krijgen van de klanten.
Terugkomend op het gegeven ´geld verdienen´ was dit mijn extra bron van inkomen, naast het wekelijkse zakgeld, waardoor er gespaard kon worden voor de aanschaf van de nodige singles. Een jaar later, september 1966, ging ikzelf ook aan het werk en was het niet meer nodig alle stuivers bij elkaar te schuiven voor de broodnodige muziek. Ik trad in dienst als ‘jongste bediende´ bij het PEB Groningen, het Provinciale Elektriciteit Bedrijf voor Groningen, later vernoemd tot Essent, nadat het tussendoor ook geruime tijd EGD (Elektriciteitsbedrijf voor Groningen en Drenthe) heeft geheten. Van mijn eerste salaris kocht ik bij het zusterbedrijf Laagspanningsnetten een heuse koffergrammofoon en mijn eerste LP, ‘Victoria’, van Liesbeth List. Mijn eerste zakgeld LP was trouwens een LP in de opruiming gekocht in Apeldoorn van Rob de Nijs en The Lords, wat trouwens ook in 1965 was.
Hetzelfde jaar werd er in Groningen afscheid genomen van een traditie die in 1927 werd ingezet. In dat jaar kon de Martinistad Groningen claimen dat het de eerste stad in Nederland was waar het openbaar vervoer mede werd verzorgd door de inzet van Trolley bussen. Op 9 november 1965 werd echter afscheid genomen van deze vorm van vervoer, mede door de extreme storingsgevoeligheid vooral bij wissels en kruisingen. In gedachten zie ik op de kop van de Oude Ebbingestraat wederom een trolley stilstaan. Een van de zogenaamde trolleystangen was van de stroomdraad losgeschoten en de hulpwagen van de GVB, het Groninger Vervoersbedrijf, moest komen opdagen om de reparatie uit te voeren. Daarbij moest wel haast gemaakt te worden, immers de daarop volgende trolleys die op dezelfde lijn werden ingezet, moesten op hun beurt achter de gestrande wagen wachten, alvorens ook hun dienstrit te vervolgen.
Natuurlijk was het gegeven dat er nog niet in Groningen van het befaamde Verkeerscirculatiesplan sprake was en er dus steeds meer een overschot kwam aan auto’s en het normaal functioneren van de trolleys onmogelijk werd gemaakt. In de periode vanaf 1950 tot het moment dat de trolley voorgoed in november 1965 uit het straatbeeld zou verdwijnen waren er drie lijnen in Groningen die elk als centraal punt de Grote Markt hadden. Lijn 1 liep van de Grote Markt naar de Esserweg als eindpunt, ten zuiden van de stad Groningen. Als het ware een rechttoe rechtaan stuk, daarbij rekening houdend dat de trolleys destijds nog gebruik maakten van een baanvak dat ook de Heerestraat kruiste. Een gebied dat later ‘voetgangersgebied’ zou worden. Lijn 2 liep van Kostverloren ten westen van de stad naar het de Oosterpoort met als eindpunt ‘de Meeuwerderweg’. Lijn 3 tenslotte liep tot het toen noordelijkste punt van de stad Groningen, bij het Noorderstation, en het startpunt was bij het Hoofdstation in Groningen. Tijdens het laatste jaar kwam lijn 2 trouwens geheel te vervallen.
Een leuk kort filmpje van Frank Venema geeft een mooie indruk over de trolleys in Groningen medio 1964:
De remise was gevestigd aan de Akkerstraat en komende van de lagere school in de jaren vijftig en begin jaren zestig had ik vaak een ommetje gemaakt om een blik te kunnen vangen in de remise. Want altijd waren er wel een paar van de 18 in bezit zijnde trolleys van het GVB in de remise te zien. Het waren trolleys die waren gebouwd door Kromhout chassis (model TB4L) en de carrosserie was geleverd door de firma Verheul. Terwijl er gebruik werd gemaakt van een elektrische installatie van Oerlikon. De GVB was nogal op een gemakkelijke manier aan die installaties gekomen, zonder op een wachtlijst te moeten staan. Na de Tweede Wereldoorlog waren er vergevorderde plannen om een aantal lijnen systeem voor trolleys aan te leggen in Rotterdam. Er werd flink geïnvesteerd maar op het laatste moment besloten de beleidsvoerders het plan naar de ijskast te verwijzen. Wel waren er de nodige bestellingen al gepleegd waardoor men in de problemen dreigde te komen met de rekeningen van de firma die de technische installaties leverde. Een deal werd er gesloten waardoor alle installaties werden overgenomen door de GVB uit Groningen. Later zouden trouwens ondermeer nog trolleys van de Nederlandse bouwer DAF worden aangeschaft, die tot eind 1965 in gebruik waren. Zondermeer komen we nog weer terug in het jaar 1965 met mijn herinneringen die Groningen gerelateerd zullen zijn.
Bron en foto’s: Hans Knot