Amateurvoetballers in Nederland hebben per seizoen een 35 procent hoger risico om geblesseerd te raken dan profvoetballers. Ook waren deze blessures bij amateurs ernstiger, waardoor de blessureduur langer was. De oorzaak lijkt te moeten worden gezocht in verschillen in (medische) begeleiding tussen amateurs en professionals.
Het vergelijken van het blessurerisico tussen Nederlandse amateurvoetballers en professionals vormde onderdeel van het promotieonderzoek van Anne-Marie van Beijsterveldt van het UMC Utrecht. Zij verzamelde, in samenwerking met TNO en de KNVB, gedetailleerde blessure-informatie van 456 amateurvoetballers (23 teams uit de KNVB districten Noord en Zuid I van het zaterdagvoetbal) en 217 profvoetballers (8 teams uit de Eredivisie). De trainers, (para-)medische staf en spelers werkten actief mee aan het onderzoek door hun trainings- en wedstrijduren en voetbalblessures te registreren. Deze studie is uniek omdat voor het eerst informatie over voetbalblessures is verzameld bij amateurs én professionals volgens dezelfde gestandaardiseerde onderzoeksmethode tijdens hetzelfde seizoen (2009-2010).
Het grotere blessurerisico (9,6 tegen 6,2 blessures per 1000 uur voetbaldeelname) bij amateurs ten opzichte van professionals was vooral door het relatief vaker optreden van blessures tijdens de training (3,9 tegen 2,1), terwijl bij professionals blessures relatief vaker optraden tijdens de wedstrijd (31,8 tegen 20,4). De incidentie van ernstige blessures bij amateurs was ook hoger dan bij profs (2,8 tegen 1,0). De blessurelocaties waren gelijk voor amateurs en profs; blessures aan knie, enkel en bovenbeen kwamen het meest voor. De periode van fysieke inactiviteit als gevolg van blessures was langer bij de amateurs in vergelijking met professionals (16 tegen 8 dagen). Daarnaast bleven amateurs vaker last houden van deze blessures nadat ze hun rentree op het voetbalveld hadden gemaakt (31,3 tegen 13,4 procent).
Over de interpretatie van deze resultaten zegt Anne-Marie van Beijsterveldt: “De oorzaak voor de verschillen in aantal, duur en ernst van voetbalblessures tussen amateurs en professionals zit voor een groot deel in de medische begeleiding. Professionals hebben een snellere en meer directe toegang tot medische begeleiding en faciliteiten dan amateurs, waardoor bij voetbalprofs sneller een diagnose wordt gesteld en eerder een behandeling wordt gestart. Ook keren amateurs in vergelijking met profs, vaker terug op het veld terwijl ze nog onvoldoende hersteld zijn. Om het blessurerisico te verlagen wil ik dan ook pleiten voor een intensievere medische begeleiding in het amateurvoetbal.”
In Nederland treden jaarlijks ongeveer 620,000 acute en overbelastingblessures op in het veldvoetbal. Omdat dergelijke blessures vaak optreden en leiden tot significante directe en indirecte kosten, is preventie van voetbalblessures vanuit een sociaal-maatschappelijk, economisch en sportief oogpunt erg belangrijk.