Blootsvoets, met opgetrokken knieën en haar hoofd achterover, koestert het meisje zich in de zon. Het beeld van Mattheus Meesters aan de Leliesingel in het Noorderplantsoen, dat door het publiek Zonaanbidster wordt genoemd, maakt een massieve indruk doordat de figuur in hoofdvormen is weergegeven.
Naturalistische details zoals spieren, haren of plooien in haar jurk zijn weggelaten. Het blok kalksteen, waaruit het beeld is gemaakt, is nog duidelijk in de contouren van het zittende meisje zichtbaar.
Het uitbeelden van menselijke figuren en andere onderwerpen in vereenvoudigde en geabstraheerde vormen gaat terug op de ideeën van de Duitse beeldhouwer Adolf von Hildebrand (1847-1921). In de 19de eeuw was het gangbaar dat de beeldhouwer het uitwerken van zijn ontwerp overliet aan een steenhouwer. Tegen die houding ageerde Von Hildebrand. In zijn boek ‘Das Problem der Form in der bildenden Kunst’ uit 1893 voerde hij een pleidooi voor het direct hakken in steen, uitgaande van een tekening op het blok. Daarnaast vond hij dat de nadruk moest worden gelegd op globale hoofdvormen, om tot een algemeen type te komen in plaats van een individueel persoon. Deze herformulering van de grondslagen van de sculptuur is van groot belang geweest voor de ontwikkeling van onder meer de Nederlandse beeldhouwkunst in de 20ste eeuw. Deze beeldhouwkundige benadering is ook terug te vinden in het werk van Meesters. In de Zonaanbidster zijn individuele kenmerken weggelaten, daardoor is zij universeel in haar stille genieting van de zon.
Tot 1954 zat het meisje in het gras. De toenmalige gemeentelijke dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting ervoer dit echter als een bezwaar en gaf haar een sokkel.
(bron: staat in groningen)