Op 10 juli 1584 pleegde de Fransman Balthasar Gerards (die zich voordeed als de protestant François Guyon) zijn fatale aanslag. Oranje lunchte die middag met Rombertus van Uylenburgh, burgemeester van Leeuwarden, zijn zus, zijn vrouw en zijn dochter in het Prinsenhof te Delft. Oranje wilde van deze Friese rechtsgeleerde in het bijzonder informatie over het unieke Friese rechtssysteem.
Na deze maaltijd wilde Oranje de trap naar zijn slaap/werkkamer oplopen en werd van zeer korte afstand door Gerards met een pistool doodgeschoten. Oranje’s laatste woorden waren volgens overlevering: Mon Dieu, mon Dieu, ayez pitié de moi et de ce pauvre peuple, wat wordt vertaald als: “Mijn God, Mijn God, heb medelijden met mij en met dit arme volk”. Maar volgens een bekritiseerd onderzoek dat in maart 2012 werd gepresenteerd was het vrijwel zeker dat hij dit niet meer heeft kunnen zeggen. Met het schot dat Gerards loste kwamen drie kogels vrij. Eén hiervan ging door het hart van Oranje waarna hij vrijwel zeker op slag dood was, en dus niet meer in staat was deze woorden uit te spreken. De onderzoekers baseerden zich hierbij onder meer op het oorspronkelijke Latijnse sectierapport dat Pieter van Foreest en Cornelis Buyssen na de dood van Willem van Oranje opstelden. De vertaling van dit rapport was echter volgens historici eigenzinnig gedaan en strookte niet met het Nederlandstalige verslag dat dezelfde artsen uitbrachten aan de Staten-Generaal. Volgens getuigenverklaringen heeft Willem van Oranje wel nog iets gezegd tegen zijn stalmeester, maar het is onduidelijk wat dat was.
De moordenaar werd na een wilde achtervolging gegrepen en veroordeeld tot de zwaarste lijfstraf die er beschikbaar was:
“Zijn rechterhand waarmee hij het moorddadige feit gepleegd heeft, zal met een gloeiende tang afgeknepen worden; vervolgens zal men met gloeiende tangen op verscheidene plaatsen op zijn lichaam het vlees afknijpen tot op het bot. Vervolgens vierendele men hem levend waarna het hart uit zijn borstkas gesneden en hem in het gezicht geworpen zal worden. Tenslotte zal men zijn hoofd afhakken waarna zijn vier uiteengetrokken delen op de Haagpoort, Oostpoort, Ketelpoort en de Waterslootsepoort tentoongesteld dienen te worden. Zijn hoofd moet op een staak gespietst en vervolgens bij het voormalige huis van de prins geplaatst worden.”
Gerards tartte desondanks zijn beulen, die daardoor meenden dat ze met de duivel zelf te maken hadden. Het hoofd prijkte enige tijd als afschrikwekkend voorbeeld op de stadsmuur tot de priester Sasbout Vosmeer – hij was apostolisch vicaris in Delft – het meenam naar de bisschop van Keulen, die er overigens weinig prijs op stelde.
Twee weken na de moord op Willem van Oranje werd op 25 juli 1584 in de Sint-Janskathedraal van ‘s-Hertogenbosch uit dankbaarheid het Te Deum gezongen door kanunniken.
Dit uit blijdschap vanwege de dood van de uitvoerder van de uithongeringspolitiek van de stad, die in de meierij van Den Bosch aan tweederde van de bevolking het leven kostte. Tevens was de bevolking bevreesd voor het mogelijke lot van Den Bosch na een inname door de Staatse troepen van de prins, zoals de plundering en burgermoord die Roermond was overkomen toen Willem van Oranje die stad had veroverd. De blijdschap was echter van korte duur. Diezelfde avond sloeg de bliksem in de toren en ontstond er grote schade aan de kathedraal. De hoge middentoren brandde geheel af, klokken vielen uit de toren, altaren en het orgel van Hendrik Niehoff uit 1533 werden onherstelbaar beschadigd. De schilder Hans van de Ven heeft dit tafereel op doek vastgelegd.
(bron: wikepedia)