De gemeenteraad van Groningen is nog niet goed in staat om vast te stellen of de stad de gewenste resultaten behaalt op het gebied van de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning). Dat blijkt uit een onderzoek van de Rekenkamercommissie van de gemeente Groningen. Van het college van B&W ontvangt de raad wel veel informatie, maar het overzicht en de samenhang laten nog te wensen over. Daardoor is de raad niet in staat te bepalen in welke mate de gewenste doelstellingen worden gerealiseerd en wordt sturen en bijsturen lastig.
Achtenzestig indicatoren
Op dit moment zijn er veel doelstellingen geformuleerd en maar liefst 68 indicatoren, op basis waarvan de raad zou moeten constateren dat het de goede kant opgaat. Omdat het er zo veel zijn en omdat ze vaak gaan over details, is het voor de raad haast niet mogelijk om na te gaan of de belangrijke hoofddoelstellingen worden gerealiseerd en in welke mate.
Met de WMO biedt de gemeente ondersteuning aan mensen die dat nodig hebben, in de vorm van bijvoorbeeld dagbesteding, huishoudelijke hulp of beschermd wonen. Voor een goede uitvoering daarvan heeft de gemeente algemene doelen gesteld zoals het streven naar meer zelfredzaamheid en langer zelfstandig blijven wonen.
Kentering
De Rekenkamercommissie constateert overigens wel een kentering en ziet dat het college van B&W zich de laatste tijd inzet om gericht informatie te verzamelen op basis waarvan de raad op hoofddoelen kan worden geïnformeerd over de voortgang. Dat is een positieve ontwikkeling, aldus de Rekenkamercommissie, maar wel jammer dat dit pas in 2019 leidt tot een beeld dat de raad de mogelijkheid geeft om te sturen op de belangrijke hoofdlijnen. Andere vergelijkbare gemeenten als Haarlem en Eindhoven waren al eerder in staat om hun gemeenteraden adequaat en op basis van hoofdlijnen te informeren over de maatschappelijke ondersteuning.
Machinekamer
Uit het rapport blijkt dat informatie de informatie meer gestructureerd kan worden aangeboden. Dat biedt de rad meer controle en houvast. Deze is nu meer gericht op deelterreinen van de WMO. Verder blijkt dat de verantwoordingsinformatie vaak gaat over de uitvoering en activiteiten en niet over het bereiken van de doelen: de raad duikt dan zelf in de machinekamer, maar ziet daardoor niet of het schip richting de gewenste bestemming koerst. In het samenspel tussen raad en college zal de raad ook zelf moet aangeven welke informatie relevant is om op het WMO-beleid te kunnen sturen en controleren.
Steviger positie
Uit het onderzoek blijkt dat de raad lang niet altijd in stelling wordt gebracht wanneer het gaat om verantwoordingsinformatie: de raad krijgt wel informatie, maar dat gaat niet vergezeld gaat van een bespreek- of besluitvoorstel. Als van tevoren wordt aangegeven waar het debat toe zou moeten leiden, bijvoorbeeld in welke mate de gestelde doelen worden bereikt, dan kan de raad een steviger positie innemen.
Verbeteringen
Op grond van het onderzoek komt de rekenkamercommissie met drie aanbevelingen. Deze hebben betrekking op het beperken van de set van indicatoren, het focussen van de verantwoording op het doelbereik en de maatschappelijke effecten op basis van meerjarige trendinformatie, en het toevoegen van een bespreekvoorstel bij de verantwoordingsinformatie zodat de raad in stelling wordt gebracht om te kunnen controleren.
Onafhankelijk
De Rekenkamercommissie heeft haar onderzoeksrapport aangeboden aan de gemeenteraad van Groningen. Die bespreekt de conclusies en aanbevelingen binnenkort in de raadscommissie. Het is aan de gemeenteraad om de aanbevelingen over te nemen en vervolgens aan het college van B&W om deze uit te voeren. De Rekenkamercommissie is een onafhankelijke commissie die ten behoeve van de gemeenteraad controleert of het beleid van de gemeente goed werkt en of de gemeente het geld goed heeft uitgegeven.
Het complete rapport ‘sturing op de WMO, ligt het schip op koers?’ is hier te vinden.