Het stuk Singelstraat tussen de Sint Jansstraat en de huidige Kleine Snor heette in 1643 ‘Achter ’t Snortjen’. Het verlengde ervan tot de Turfstraat heette ‘Achter de Muur gaende rondom de oude Stad’. De benaming ‘Achter de Muur’ geeft aan dat deze straat aan de binnenzijde van de stadsmuur lag. Die oude stadsmuur uit de 13e eeuw is sinds lang verdwenen, maar bij opgravingen komt de stadsarcheoloog nog wel eens muurresten in de grond tegen.
In het begin van de 18e eeuw stond de Singelstraat bekend als Swartnackengang ofwel Zwartnekkengang. Zo genoemd naar de zwarte nekken van de turfdragers. Tevens is in deze eeuw een voorkomende naam Achter het Collegie, die slaat op het College van Gedeputeerden van Stad en Lande, dat vergaderde in de Statenzaal. In 1874 werd de straat, die toen weer Achter de Muur heette, door een Raadsbesluit in Singelstraat herdoopt, dit vanwege het parallel lopen van deze straat aan de Turfsingel.
Activiteiten
De Kleine Snor staat op de kaart van Egbert Haubois als Schoolgang aangegeven. Zeer toepasselijk, want de Sint Maartensschool, die in 1595 verbouwd werd tot Statenzaal voor Stad en Ommelanden, grensde aan deze gang. Deze school was in haar bloeitijd, begin 16e eeuw, wijd en zijd beroemd om haar uitstekende onderwijs. Bekende leerlingen waren onder meer Wessel Gansfort en Rudolf Agricola. De rector, Regnerus Praedinius, stierf in 1559 en werd volgens wens begraven langs het pad op het Martinikerkhof waar hij dagelijks langs liep op weg naar zijn school. Zijn gedenksteen kunt u nog steeds vinden op het Martinikerkhof ongeveer tegenover de ingang van het Provinciehuis.
Beerput
In 1998 vond er een opgraving plaats ten oosten van de Singelstraat ter hoogte van een poortje tussen de Statenzaal en het oude gebouw van het Rijksarchief. Op de plaats waar nu het nieuwe gedeelte van het provinciehuis staat. Aan het licht kwam een grote beerput met allerhande vondsten, die erop wijzen dat deze 16e eeuwse beerput behoorde bij de St. Maartensschool. Zoals een vrijwel gave baret, uit runderhoorn vervaardigde inkthoorns en inktpotjes en het voorplat van een leren boekband. Een vergelijkbare boekband, nu aanwezig in de Universiteitsbibliotheek, was in het bezit van Regnerus Preadinus.
Tekst: Edward Houting en Egbert van der Werff