De plannen voor de aanleg van een nieuwe begraafplaats stammen uit 1931. De bestaande begraaf plaatsen Esserveld en de Noorder- en Zuiderbegraafplaats raakten vol. De door B&W gemaakte keuze viel op het terrein – ruim 50 hectare, gelegen ten noorden van de stad, tussen de Oude Winsummerweg (nu Iepenlaan) en de Paddepoelsterweg, ver buiten de bebouwde kom. De aankoop en de onteigening van de tien eigenaren van de grond duurde tot 1940. Tuinarchitect Vroom uit Glimmen werd aangezocht voor het ontwerp en beplanting en L.W. Copijn & Zn. uit Maartensdijk voor de uitvoering van de nieuwe begraafplaats.
Het ontwerp van de begraafplaats omvat ruim 50 hectare. Tot 2004 is hiervan ongeveer 27,5 hectare in gebruik. In 1958 is ongever 3,5 hectare verkocht aan CVN voor de aanleg van een crematorium. Het overige gedeelte ligt nog braak. In het ontwerp waren her en der 4 kleine aula’s geprojecteerd en 1 grote midden op het terrein en achterop het terrein een columbarium.
Door de uitbraak van de 2e Wereldoorlog beperkten de werkzaamheden van Copijn en Zn. zich tot de aanleg van de grachten rondom de toen nog geheten Centrale Begraafplaats – en de vijverpartijen.
In de loop van 1941 deden zich reeds ernstige problemen voor. Er was een schreeuwend gebrek aan brandstof en aan materieel. Brandstof was o.m. nodig voor de schepen, die grond aanvoerden, afkomstig uit het Foxholstermeer. Het terrein lag benaden het ‘Amsterdams peil’en moest gemiddeld 2,5 meter worden verhoogd. In augustus 1942 moesten alle werzaamheden worden stilgelegd op gezag van de Duitsers.
Pas eind 1947 konden de werkzaamheden worden hervat. Het bleek, dat deze lange pauze veel schade had aangericht. Er moet o.m. een nieuw draineersysteem worden aangelegd omdat de draineringsleuven waren dichtgeslibd. Dit werk was in 1942 gegund aan N.V. Van Hattem & Blankenvoort. In september 1948 was men weer daar waar men in 1942 was opgehouden.
Doordat er nog steeds schaarste aan brandstof en materieel heerste, werd besloten eerst slechts het zuidoostelijke gedeelte voor gebruik gereed te maken. Op 15 juli 1949 kon dit gedeelte worden geopend door burgemeester Cort van der Linden. De eerste begrafenis vond plaats in die zelfde maand.
Omschrijving van de begraafplaats
De totale begraafplaats heeft een oppervlakte van circa 50 hectare met plaats – bij volledige bezetting – voor 85.000 stoffelijke overschotten. Het terrein is ingedeeld in velden, waarbij en centrale hoofdas en zij-assen zijn te onderscheiden. De westelijke begrenzing van de begraafplaats bestaat uit een grote vijverpartij met kaden en beplanting.
Bij de ingang, het begin van de hoofdas, is een zwaar ijzeren hek met als versiering de Griekse letters ‘Alfa en Omega’aangebracht, voorstellende het symbool van het begin en het einde van een mensenleven. Langs de entree zijn over een lengte van circa 100 meter aan weerszijden kastanjebomen geplant, die de donkere tunnel voor het einde van het leven voorstellen. Dan volgt het lichte gedeelte van de oprijlaan naar de aula. Dit gedeelte bestaat ui twee rijvanen met daartussen een breed grasveld. Aan beide zijden van dit grasveld staan als ‘wachters’zuilvormig geknipte iepen.
Aan het einde van het gazon is een fontein aangebracht. Naast de aula ligt een vijver van circaa ¾ hectare. Er zijn verschillende heesters aangeplant om door de seizoenen heen de begraafplaats een fleurig aanzien te geven. Bovendien worden er jaarlijs ca. 48.000 zomerbloemen geplant. Doordat er ondermeer geen bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, blijkt Selwerderhof een paradijs voor vogels. Vogelaars hebben op Selwerderhof circa 60 soorten vogels waargenomen.
Naamswijziging
Tot dusver werd de begraafplaats genoemd: Centrale Begraafplaats. Op advies van stadsarchivaris, de heer H.P. Coster werd de officiële naam op 15 januari 1948 ‘Begraafplaats Selwerderhof’.
Noodbegraafplaatsen Selwerderhof 1 en 2
Door de problemen rondom de 2e Wereldoorlog was er ruimtegebrek op de begraafplaatsen ontstaan. In 1945 werden daarom de noodbegraafplaatsen Serwerderhof 1 en 2 in gebruik genomen. Deze noodbegraafplaatsen vindt u rechts van de ingang aan de Iepenlaan. Deze gedeelten zijn niet opgehoogd. Een groot deel van de stoffelijke overschotten zijn na 1949 herbegraven op de begraafplaats Selwerderhof.
Beschrijving historische monumenten
In de driehoek, (de begraafplaats Selwerderhof, het van Starkenborghkanaal en de Paddepoelsterweg) bevond zich omstreeks de 12e eeuw de wierde Selwerd met daarop het kasteel van Selwerd, waarschijnlijk gebouwd in het laatst van de 13e eeuw. Na een conflict met Groninger kooplieden werd het kasteel in of kort na 1352 door de Groningers verwoest. Het stamslot werd niet herbouwd. Het kasteelperceel van Selwerd is nog te herkennen en wordt ‘de Huppels’genoemd.
Iets westelijker en direct grenzend aan het complex Selwerderhof werd de opvolger van het kasteel Selwerd gebouwd; de borg Selwerd, ‘het steenhuis van de heren van Selwerd, ‘gerechtigd tot de prefectuur van de stad’. Deze borg werd in 1436 door de Groningers verwoest. Ook hiervan zijn resten te herkennen, zoals puinresten in het sloottalud en de iets hogere ligging.
Het derde monument betreft het dubbelklooster Maria Virgo te Selwerd, bewoond door de Benedictijner nonnen en monniken van het klooster Siloë.
Het kloosterterrein werd gesplitst bij het graven van het van Starkenborgkanaal. De uiterlijke aspecten worden bepaald door een hoogspanningsmast en de op het terrein aanwezige boerderij ‘Groot Klooster’. Het werd in 1216 als Benedictijner klooster gesticht en was gewijd aan St. Catharina. Het klooster diende in de 15e en 16e eeuw meermalen tot onderdak en schuilplaats van de vijanden van de stad. In 1584 werd het klooster definitief opgeheven. Het klooster werd op last van de provinciale staten in 1601 grotendeels afgebroken op de kerk met een klein gedeelte van het klooster na. Dit gedeelte bleef tot 1634 intact.
De in 1963 gereedkomende woonwijk Selwerd, aangrenzend aan de begraafplaats is vernoemd naar deze historische plek.
Kleine aula (het huidige theehuis)
Door geldgebrek werd in 1948 besloten tot de bouw van een wachtruimte, die tevens dienst zou doen als aula. Het ontwerp is van de gemeentearchitect J.H.M. Wilhelm. Dit gebouwtje werd tot 1964, het jaar waarin de grote aula gereed kwam, als aula gebruikt. Het bood plaats aan maximaal 40 personen. Van 1964 tot 2002 diende het als opbergruimte voor werktuigen en tuinmateriaal.
In 2002 werd, op initiatief van de Stichting Accolade het gebouwtje op kosten van de gemeente gerenoveerd en als theehuis in gebruik genomen. Het werd op 15 mei 2003 officieel geopend door wethouder Paas.
Beschrijving van gebouwtje
De plattegrond heeft een vijftienzijdige vorm. De opbouw bestaat uit slanke holle kolommen van gewapend beton en de tussenliggende vlakken zijn opgevuld met Limburgse steen in sierverband. De wanden tussen de kolommen zijn aan de voorzijde voorzien van rechthoekige stalen ramen. Aan de achterkant heeft het gebouwtje een hoekige uitbouw die als opbaarruimte diende. Aan weerzijden van de uitbouw treft u twee openbare toiletten aan, die niet van binnen uit bereikbaar zijn. Aan de voorzijde is een driehoekig portiek met twee vrijstaande betonnen kolommen. Het gebouw is afgedekt met een betonrand met overstek, die in het midden een vijfhoekig betonraam met glazen bouwsteen laat zien en als lantaarn is bedoeld.
Symboliek
Helaas heeft de heer Wilhelm zijn bedoeling niet kenbaar gemaakt. Van de vijfhoek (pentagram) binnen en de vijftienzijdige vorm buiten zijn veel symbolische onderwerpen bekend. Het vijfhoekig betonraam zou symbolisch kunnen verwijzen naar het loslaten van materiële, aardse zaken. De symboliek is bij de renovatie voortgezet en vindt u terug in een deel van het meubilair en in de stenen vloer.
De nieuwe aula kon pas om financiële reden in 1964 worden gerealiseerd en werd eveneens ontworpen door de toenmalige gemeentearchitect J.H.M. Wilhelm.
Het gebouw bevindt zich aan het einde van de brede, centrale toegangsas van de begraafplaats op de kruising met de belangrijke zij-as met grote vijverpartij en groenaanleg. Bij de bouw van de aula is iets afgeweken van het oorspronkelijke plan. Door de aula iets westelijker te plaatsen ontstond een relatie met de vijver. Zo konden de begrafenisstoeten van elkaar worden gescheiden. Bij de aula is voor deze stoeten een parkeerplaats aangelegd.
Het gebouw bestaat uit kubische volumes van beton en in uitspringende, lagere rechthoekige bouwdelen in de vorm van een patioachtig voorplein met pergola en dienstvertrekken zoals de condoleancekamer, de dragersruimte, de opbaaruimte en de familie- en de predikantenkamer. Alle ruimten zijn afgedekt met platte daken, voorzien van kurkisolatie in de vorm van geëxpandeerde geïmpregneerde geperste krukplaten. Het is uitgevoerd in beton en rode handvormsteen. Inde architectuur van elke gevel komen de verschillende functies van het gebouw duidelijk tot uitdrukking.
De oostgevel bevat een vestibule als toegang naar de aula. Boven deze vestibule bevindt zich de galerij voor het orgel. Een orgel was al vanaf het prille beging (1939) in de plannen opgenomen. De keuze viel op een Pels één-klavierpijporgel met een mechanische tractuur en voorzien van een manuaal met 56 tonen en een pedaal met 30 tonen. De kosten van het orgel bedroegen fl. 26.000,00. Voor de oostgevel ligt een monumentaal rechthoekig voorplein dat omzoomd is door een strakke betonnen pergola. Het oorplein is bestaat is een patroon van 5×3 vierkanten, samengesteld uit vierkante tegels van Groendal quartsiet met randen van kleinplaveisel. Dit vierkante rasterpatroon herhaalt zich in de opening van de pergola. De entree bestaat uit dire dubbele hardhouten toegangsdeuren met planken en aan weerzijden smalle glaspanelen. De noordgevel van de aula wordt geleed oor betonnen kolommen en betonnen wanden. De meest westelijke travee wordt geheel ingenomen door een beton-met-glas-paneel met reeksen afwisselend cirkelvormige (z.g. claustra’s) en kruisvormige openingen.
Langs de bovenzijde van deze gevel is een smalle strook met identieke glas-in-betonpanelen opgenomen. De openingen zijn gevuld met geel en roze gekleurd glas. De westgevel bevat eveneens een glas-in-betonvenster en dubbele houten deuren voor het naar buiten dragen van de kist. De zuidgevel is gesloten en bevat de aangebouwde platte doos met de verschillende dienstertrekken en een pergola-achtige constructie van beton waar de baar met de kist naar binnen wordt gebracht en opgesteld. Het aanwezige beton is nooit beschilderd geweest maar wordt grotendeels bedekt door de wilde Wingerd (Parthenocissus Quinquifolia). De kerkzaal heeft 135 en de koffiekamer 90 stoelen. Op jaarbasis vinden er 325 begrafenissen plaats en worden er 60 á 70 asbuszettingen uigevoerd.
De aula staat op de lijst van jonge monumenten 1940 -1970.
Islamitische begraafplaats
In 1987 werd de Islamitische begraafplaats, dat zich rechts van de ingang van de begraafplaats Selwerderhof aan de Iepenlaan bevindt, officieel ingewijd door wethouder Westerink. Het ontwerp is tot stand gekomen door overleg tussen het bestuur van de Stichting Moskee en de dienst Ruimtelijke Ordening/Economische Zaken van de gemeente Groningen. De kosten fl 611.489,00 waren voor rekening van de gemeente Groningen.
Op de witte boog bij de ingang van de Islamitische begraafplaats staat: ‘De ziel zal met de dood kennis maken’.
De begraafplaats beschikt over een open gebedsruimte.
Rituelen:
Bij de ingang zijn enkele kranen aangebracht voor de voetwassing. Een voetwassing is noodzakelijk voor degenen, dia aan het gebed voor de overledene deelnemen. Aanwezigheid van vrouwen bij een begrafenis wordt afgeraden. De reden hiervan is, dat vrouwen hun emotities doorgaans luider uiten dan mannen. Het geluid, dat vrouwen voortbrengen zou de overledene pijn doen. Alle graven liggen met het voeteneind richting Mekka. De richting is door een meetdienst zorgvuldig vastgesteld. Als grafbedekking dient doorgaans een zandheuvel, waarvan het onkruid niet mag worden verwijderd. Het graf dient zo eenvoudig mogelijk te zijn. Er worden geen namen aangebracht. Dat er toch enkele grafstenen zijn aangebracht heeft te maken met beïnvloeding van ander culturen. Men mag hier zonder kist (in doeken gewikkeld) op in open kist (zonder deksel) begraven worden. Het bezoeken van een begraafplaats heeft tot doel zich voor te bereiden op het leven na de dood.
Op het eerste veld bevinden zich ongeveer 232 graven en op het tweede veld 190 graven. Er zijn speciale graven voor kinderen. De huurgraven worden voor 30 jaar verhuurd. Op jaarbasis vinden er 7 á 8 begrafenissen plaats.
Uitgifte graven op Begraafplaats Selwerderhof
Historisch gezien is Selwerderhof de 4e begraafplaats in de stad Groningen. De Zuider- en Noorderbegraafplaats zijn in 1826 in gebruik genomen. Dit waren de eerste begraafplaatsen die ver buiten de stadsgrenzen waren aangelegd. Toen beide begraafplaatsen vol waren is in 1924 het Esserveld in gebruik genomen. Op alle drie begraafplaatsen werd op klasse begraven, de 1e klasse was vooraan, de 2e en 3e meer naar het midden en achterop was de 4e klasse en was zelfs een 5e klasse (armengraven). Bijna alle graven zijn destijds voor onbepaalde tijd uitgegeven (eeuwig durende graven).
De gemeenteraad achtte in 1949 het begraven op klasse achterhaald: ”Iedereen is na de dood gelijk”.
In de nieuwe verordening van Selwerderhof werd bepaald dat de overledenen op volgorde van aanmelding zouden worden begraven. Verder moest de keuze van de grafbedekking bepalen in welke rij men begraven zou worden. De drie soorten grafbedekkingen zijn: een liggende zerk; een staande steen met graftuin of een staande steen met liggend gedeelte.
Van de eeuwigdurende graven werd afstand gedaan want daar kwam je immers nooit weer vanaf. Er kwamen naast koopgraven, huurgraven met huurperiodes van 20,40,60 en 80 jaar. Bovendien werd er aan een rechthebbende maar 1-3 verdiepingsgraf uitgegeven. Later zijn er toch weer graven voor onbepaalde tijd uitgegeven maar die waren naar verhouding veel duurder.
Omstreeks 1990 zijn alle diverse huurtermijnen vervangen door één periode van 30 jaar, gelijkgesteld met de andere begraafplaatsen in Groningen. Een grafkelder is slechts toegestaan bij koopgraven.
In 1992 is er, naast de algemene kindergrafveldjes (drie verdiepingen), een speciaal kindergrafveldje (één verdieping) in gebruik genomen. Sinds 1992 is er bovendien een veld voor urnengraven (in betonkeldertjes). Ook is er een gedeelte gereserveerd waar gedenktekens naar eigen ontwerp mogen worden geplaatst.
Als een grafrecht niet wordt verlengd, haalt de gemeente de steen weg maar ruimt het graf (nog) niet. Dit zal pas gebeuren op het moment wanneer alles vol is of wanneer ontginning van het braakliggend stuk voor uitbreiding niet nodig wordt geacht. De begraafplaats heeft voorlopig nor ruimte voldoende.
Het onderhoud aan de grafstenen moet tegen betaling verplicht aan de gemeente worden overgelaten. Voor de onderhoudswerkzaamheden zijn twaalf mensen in vaste dienst. Dit systeem wijkt af van andere begraafplaatsen. Hiermee wordt bereikt dan de gehele begraafplaats er netjes uit ziet.
Kunstwerken
Liggende vrouw
Op het vierkante gazon achter de hoofdaula staat een monumentaal beeld van een in klassieke houding liggende vrouw, vervaardigd door beeldhouwer en Professor Ludwig Oswald Wenckebach. Het beeld is gemaakt van Frans kalksteen (euville) en maakte deel uit van een beeldententoonstelling in het Stadspark. Het werd door de gemeente aangekocht in 1954 met de bedoeling het bij de ingang van openluchtzwembad ‘De Papiermolen’te plaatsen. Dit stuitte echter op verzet van de beeldhouwer. Het zou meer passen in een zeer bescheiden stille tuin tussen groene struiken want de overpeinzingen van deze vrouw zijn zeer ernstig en zelf somer”.
Het beeld kreeg, na allerlei omzwervingen, in 1967 een plaats achter de nieuwe aula op de begraafplaats. Niet iedereen is hier blij mee want na het verlaten van de aula, worden de nabestaanden meteen geconfronteerd met ‘blote Bet’!
In 1966 werd op voorstel van de Raad voor de Kunst een ‘fonteinbeeld’in de cirkelvormige vijver zo’n 60 meter voor de aula geplaatst. Het bronzen beeld is een ontwerp van beeldhouwer Hans Ittman uit Amsterdam. Het bronzen beeld in ongeveer 4,5 meter hoog en is samengesteld uit een vijftal poten waar het water doorheen stroomt. Het beeld werd in 1970 geplaatst. Een elektrische pomp, die aangebracht is in het heestervak direct naast de vijver zorgt voor het stromende water.
Het Provinciaal Indië-monument
Dit is ontworpen en gereed gekomen in 2002 door Peter de Kan en Anne Hilderink. Dit monument is bestemd voor alle niet teruggekeerde Groningse militairen uit het voormalige Nederlands-Indie en Nieuw Guinea in de jaren 1945 – 1962. De namen van de overledenen zijn aangebracht op volgorde van de sterfdatum. Jaarlijks vindt op de eerste dinsdag in juni een herdenking plaats.
Historie Hendrik Boxma
Hendrik Boxma – rangeerder bij de spoorwegen – werd tijdens een staking op 23 september 1944 door de Duitsers doodgeschoten. Hij werd eerst begraven op de Zuiderbegraafplaats en een jaar later herbegraven op het middenvak van de 1e Noodbegraafplaats. Met de nabestaanden was de afspraak gemaakt dat zodra Selwerderhof klaar zou zijn, hij dan daar herbegraven zou worden. In 1987 is zijn vrouw Ida Blok overleden en gecremeerd. In 1990 is het grafmonument met grafkelder overgebracht naar de huidige locatie op Selwerderhof en tegelijkertijd is de asbus van mevrouw Boxma bijgezet in de grafkelder. Het monument is in opdracht van de Protestants Christelijke Bond van Spoor en Tramwegpersoneel gemaakt. Bij de 4 meiherdenking worden door schoolkinderen ieder jaar bloemen gelegd bij dit monument.
Een film over de begraafplaats:
Ik weet mij nog ter herinneren dat mijn vader werkzaam bij de Sociale dienst Groningen. Met werkelozen de beplanting heeft verzorgd met het behoud van hun uitkering.
Verder was mijn oudste zus ook een van de eerste die is overgebracht naar het Selwerderhof. Zie is 27 jaar geworden en 1947 overleden aan difterie.
Ik ben nu 85 jaar. Het graf van mijn ouders en zus is zonder dat ik daar van in kennis ben gesteld. door de steen te verwijderen.
De naam Haring in niet zo’n bekende naam maar via een telefoonboek op de computer toch nog wel te vinden. Zoals in Groningen en Eelde.