Abraham van Panhuys kreeg op 28 augustus 1814 van Koning Willem I de erfelijke titel jonkheer. Hij werd geboren in Maastricht, maar ging in 1801 naar de stad Groningen waar hij werd aangesteld als rentmeester. Een van zijn 6 kinderen was Ulrich Willem Frederik, geboren in Groningen op 5 februari 1806. Deze Ulrich huwde Wendelina Cornera baronesse Von Innhausen und Kniphausen, geboren te Leek op 9 november 1805, de zus van borgheer Ferdinand Folef von Innhausen und Kniphausen (1804-1884).
In het huwelijk werden de volgende kinderen geboren:
- Johan Æmilius Abraham van Panhuys (1836-1907)
- Ferdinand Scato van Panhuys (1838-1875), trouwde met zijn achternicht jkvr. Marie Cornelia Sophie van Panhuys (1847-1904)
- Willem Frans van Panhuys (1844-1904)
- François Willem Peter Marie van Panhuys (1846-1897).
Na het overlijden van zijn zwager Ferdinand Folef kwam de borg Nienoord in handen van zijn zoon Johan Æmilius Abraham. Ulrich Willem Frederik woonde, voordat Ferdinand Folef borgheer werd, ook op Nienoord, en later weer in de stad Groningen.
In 1884 werd borg Nienoord eigendom van Jonkheer mr. Johan Æmilius Abraham van Panhuys (1836-1907). Van Panhuys was burgemeester van de Friese gemeente Tietjerksteradeel (1864-1880) en Groningen (1880-1883) en lid van Provinciale Staten van Friesland (1866-1883). Hij was commissaris des Konings in Groningen (1883-1893) en daarna, in 1893, gedurende korte tijd commissaris van de Koningin in Overijssel.
Als vicepresident van de Raad van State (1893-1897) was Van Panhuys geen succes. Hij nam ontslag om gezondheidsredenen (voortdurende slapeloosheid) en ging rentenieren.
Noodlottig ongeval bij Groningen. Vijf personen verdronken.
Donderdagmorgen verspreidde zich van uit Groningen als een loopend vuur de tijding van een allertreurigst ongeval, dat een der aanzienlijkste familiën des lands, ook in Friesland welbekend, en nog eene andere familie in diepen rouw heeft gedompeld. De familie van Panhuys jhr. mr. J. Æ. A. v. Panhuys, vroeger burgemeester van Tietjerksteradeel,
later Commissaris der Koningin in de provincie Groningen, oud vice-president van den Raad van State, laatstelijk minister van Staat, zijne echtgenoote Vrouwe van Panhuys—Looxma,
hun zoon jhr. Hobbe van Panhuys, burgemeester van Leek en lid der Prov. Staten van Groningen, en diens echtgenoote Vrouwe v Panhuys—de Blocq van Scheltinga) was Woensdag op bezoek geweest bij den burgemeester van Groningen. Te ongeveer 10 uur in den avond, toen ’n dikke mist alle uitzicht belemmerde, keerden ze in een met twee paarden bespannen gesloten rijtuig-, de koetsier en de huisknecht op den bok, naar hunne woonplaats de Leek terug. De weg daarheen loopt een heel eind langs het diep grootscheepsvaarwater het Hoendiep. Hoe nu het ongeval precies heeft plaats gehad, is nog niet opgehelderd, maar zeer waarschijnlijk is de mist zoo ondoordringbaar geworden, dat op het punt waar bij het Oude Tolhuis tusschen Groningen en Hoogkerk
de weg een bocht maakt, weg en water niet meer van elkander te onderscheiden vielen, met het noodlottig gevolg, dat het rijtuig bij den steilen wal neer te water reed. Naar de koetsier later verteld heeft, vreesde hij reeds dat het rijtuig te ver van den weg afraakte. Hij sprong van den bok, doch op hetzelfde oogenblik stortte het rijtuig te water, den koetsier meesleepende, terwijl de huisknecht van den bok slingerde en in de diepte verdween. De tolbewaarder hoorde een akelig hulpgeroep en snelde onmiddellijk te hulp. De koetsier werd vrij spoedig, hoewel bewusteloos, opgehaald en voorloopig in het huis van den tolgaarder opgenomen, van waar hij later naar het ziekenhuis te Groningen is overgebracht. Voor de familie van Panhuys, opgesloten als zij was in het rijtuig, daar dit achteruit te water was gestort en het portier aan de achterzijde dus niet geopend kon worden, was redding eene onmogelijkheid. Alle vier moesten jammerlijk verdrinken. In een oogenblik had zich de droeve mare naar Groningen verbreid. De burgemeester deed dadelijk de brandweer oproepen, die zich met fakkels naar de noodlottige plek spoedde. De burgemeester zelf ging mee De politie
kwam met twee brancards. De voorbijvarende Lemmerboot had een onverwachte, treurige taak te vervullen. Het rijtuig, waarvan nog één lantaarn brandde, welke door den grauwen mist een akelig schijnsel wierp op het water — dat hier een familiegraf was geworden — werd met behulp van de manschappen der boot opgeheschen, nadat de paarden, die nog leefden, waren afgespannen en op den wal gebracht. Zooals wel niet anders verwacht kon worden, was bij bij een der vier inzittenden nog eenig teeken van leven te bespeuren. Het lijk van den ouden heer v. Panhuys zat nog rechtop m het rijtuig. Nog later werd het lijk van den huisknecht opgehaald. In droeven stoet keerden de twee brancards met twee der lijken naar Groningen terug, waar ze naar het academisch ziekenhuis werden gebracht. Later werden de andere lijken gehaald. Heel Groningen, niet alleen de stad, maar heel de provincie, verkeert diep onder den indruk. De familie van Panhuys toch is niet alleen een der oudste adellijke Groninger geslachten, ze is tevens in stad en provincie hoog geacht en geëerd. Mevrouw van Panhuys—Looxma, vroeger gehuwd geweest met den heer Daniël de Blocq van Scheltinga, heeft toen en later als douairière langen tijd te Heerenveen gewoond. Het jonge echtpaar Van Panhuys laat twee kinderen na. Van het vreeselijk ongeval is onmiddellijk bericht gedaan aan H. M. de Koningin.
Bron: Nieuwsblad van Friesland
Op 6 november 2007 werd bij het Hoendiep in Hoogkerk het monument ‘De verdronkenen van Nienoord’ onthuld. Die dag was het honderd jaar geleden dat op of nabij deze plek een tragisch ongeval plaatsvond.
Alle van Panhuysen kwamen bij het ongeval om. En ook hun jonge bediende Meindert van Wijk die op punt van trouwen stond. Alleen de koetsier overleefde.
De graven van Panhuys liggen buiten de kerk van Midwolde. Meidert werd apart begraven.
Bron: Wikepedia. Foto’s: Jan Hendrik van der Veen