Al jaren lang verzorg ik ongeveer vijf keer per jaar een stadswandeling voor gasten van de universiteit of verre vrienden die op bezoek zijn in Groningen. De wandeling brengt ons ondermeer in de Oude Kijk in ’t Jatstraat en de eerste bezienswaardigheid daar is wel een zeer rommelig winkeltje op de hoek van de Oude Kijk in ’t Jatstraat en de Hoekstraat. Als je naar binnen kijkt zie je enorme hoeveelheden oude boeken die op elkaar gestapeld zijn op de vloer, op stoelen, in kasten en meer. Totaal volgepakt en voor menigeen zonder welke vorm van overzicht. In een van de etalages liggen door invloed van de zon verkleurde boeken die allemaal betrekking hebben op de geschiedenis van de provincie en stad Groningen. Duidelijk dus een specialisatie van dit antiquariaat.
Ooit was ik op zoek naar een boek van Addie Boerma, de voormalige voorlichter van de Provincie Groningen, dat niet meer regulier verkrijgbaar was. Het was de tijd van voor het internet en dus bracht ik een bezoekje aan dit winkeltje. Uiteraard schrok ik hevig van hoe het er van binnen uitzag want je kon nauwelijks spreken van een keurig ingerichte winkel. Een duidelijk looppad ontbrak. De eigenaar, de heer Nap, groette me en vroeg kortaf wat ik zocht. Nadat ik het hem verteld had toverde hij op opzienbarende wijze het boek binnen luttele tellen tevoorschijn. De man diende een gigantisch geheugen te hebben waar hij de boeken zoal had liggen, want van een normaal systeem was geen sprake.
De vorige eigenaar van deze winkel, dhr. Leenderts, werd in juni 1971 op een ouderwetse wijze overvallen in zijn woning, gelegen boven de winkel. Er werd bij hem aangebeld en toen hij de deur, via het welkbekende trektouweffect, opende, stormden met een rotgang drie kerels de trap op, duwden hem een mes op de keel en werd hij vastgebonden. Vervolgens werd het een prop papier in zijn mond geduwd en kreeg hij een nylonkous over zijn hoofd getrokken. In de daarop volgende zeven minuten werd zijn optrekje naarstig doorzocht en verdwenen de drie individuen met f 15.000,– aan contanten.
De toenmalige eigenaar van ‘De Groninger Boekverkoper’, zoals de winkel al vele decennia wordt genoemd, was de volgende dag al weer druk bezig in zijn winkeltje. Het Nieuwsblad van het Noorden had, na de overval, een verslaggever naar de Oude Kijk in ’t Jatstraat 60 gestuurd om te zien hoe het met Leenderts ging.
Uit het interview bleek dat Leenderts niet erg onder de indruk leek, want hij was al weer druk bezig klanten te woord te staan en met de in- en verkoop van tweedehands boeken. Achter de toonbank in zijn zaak met vele duizenden boeken in rekken tegen de wanden, zei hij: “Och, het is gebeurd, wat kun je er op dit moment nog aan doen. De politie onderzoekt de zaak. Laten we hopen, dat het geld terug komt.”
Voordat Leenderts werd overvallen had hij zijn handel al ruim 13 jaar in het hoekpand van de Oude Kijk in ’t Jatstraat en de Hoekstraat in Groningen. Om ongeveer half tien, toen hij naar de televisie zat te kijken, werd er aangebeld. Leenderts: “Ik keek door het raam van mijn deur en zag een vent met zwart, lang haar staan. Dat kan wel een student zijn, dacht ik. Maar de deur was nog niet los of drie kerels stormden naar binnen. Twee met een nylonkous over het hoofd. Die zwarte niet. Hij zei: “bek dicht” en drukte mij direct een groot stilettomes op de keel en duwde me een hoek van de gang in. In de haast mij vast te binden, werd ik eerst aan één van die kerels vastgebonden. Een ander zag het en later bonden ze mijn polsen vast. Kijk, de striemen zijn nog te zien.” Uit het verslag bleek dat twee van de mannen (de derde hield de heer Leenderts vast) niet lang naar het geld hoefden te zoeken. Een metalen geldkist bevatte ongeveer f 15.000,– en die stond in een kast in de gang. In hun haast zagen de mannen echter zeker f 800,– over het hoofd. Leenderts andermaal: “Ze fouilleerden me eerst, maar ze voelden niet dat ik een portefeuille in mijn binnenzak had. Daar zat ruim f 200 in. Verder lag er nog wat geld op een kast en in het boekhoudboek.”
Bij de overval waren vermoedelijk vier mannen betrokken geweest, want op een gegeven moment hoorde de Leenderts één van de mannen roepen: “Weg wezen, de wagen draait.” Vervolgens werd de eigenaar van de winkel de kamer ingeduwd en legden ze hem op de grond neer. Tevens bleek dat de boven Leenderts wonende heer Van Hoften totaal niets meekreeg van wat was gebeurd, dit als gevolg van het te hard aan hebben staan van zijn televisie. Nadat Leenderts was overeind gekomen, besloot hij zijn bovenbuurman te waarschuwen, die ook wel schrok want Leenderts had de nylonkous nog steeds over zijn hoofd getrokken. Het advies was dan ook in eerste instantie op te donderen. Nog steeds met de polsen aan elkaar gebonden was het Leenderts gelukt de deur met de schouder te openen en vervolgens met de schouder aan te bellen bij de bovenbuurman. Vrij snel was de politie ter plekke. Als reden van het in huis hebben van de grote hoeveelheid geld gaf Leenderts aan dat dit noodzakelijk was want als er bijvoorbeeld iemand zou komen met het aanbieden van een unieke atlas dan stond daar destijds een bedrag van duizenden guldens contant geld tegenover.
Bron en foto’s: Hans Knot