Eerder had ik het al over de imposante telefooncentrale die destijds was ingericht aan de Reitemakersrijge, een gebouw destijds in gebruikt genomen door de P.T.T.. Duidelijk geef ik aan dat het de belangrijkste telefooncentrale was, want er waren er meer in de stad Groningen, maar dan in meer kleinere gebouwen om zo optimaal de maar steeds meer groeiende stad in de vorige eeuw te kunnen voorzien van de nodige telefoonverbindingen en -aansluitingen.
Uiteraard hebben we het dan over de periode dat de telefonie in ons land een monopolie was van de PTT. Nergens werden er in die tijd posters aangetroffen waarin telecommunicatiebedrijven zich aanprezen om toch vooral goedkoper te zijn dan een andere provider; ze waren er nog gewoon niet. Mobiele telefoons was iets van laat in de jaren tachtig dat er redelijk grote exemplaren sporadisch werden gezien als een bijna onbetaalbaar apparaat. Hoe snel is het communiceren sindsdien totaal veranderd?
Maar niet altijd waren er snelle oplossingen te vinden in de vorige eeuw. Wat nu ondenkbaar lijkt gebeurde in 1971 toen de gemeente Groningen en de PTT niet tot een gezamenlijk besluit konden komen voor de plaatsing van een nieuwe telefooncentrale in of in de omgeving van de toenmalige nieuwbouwwijk Lewenborg. Zorgelijk werd over het probleem al in januari 1971 in de kranten geschreven over de te verwachten problemen: ‘De bewoners van de nieuwe Groninger woonwijk Lewenborg zullen het, als de eersten van hen in de loop van 1972 hun dure woningen daar betrokken zullen hebben, minstens vier jaar zonder telefoon moeten doen. De gemeente Groningen en het telefoondistrict Groningen praten al ongeveer drie jaar over een plaats voor een telefooncentrale in dit nieuwe stadsdeel.’
Tijdens een persconferentie had de toenmalige directeur van het Telefoondistrict, ir. F.W. van der Haer, duidelijk zijn mening gegeven door te stellen: “Als er niet gauw schot in deze zaak komt zal de centrale zeker niet voor 1976 gereed zijn en dat kan betekenen, dat de mensen vier jaar op een telefoonaansluiting moeten wachten,”
De bouw en de inrichting van de nieuwe centrale zou volgens hem zeker vier jaar in beslag nemen. De moeilijkheden vloeiden voort uit het feit, dat de gemeente Groningen en de PTT erg lang bezig waren geweest een plaats voor deze centrale uit te zoeken. De gemeente Groningen had het telefoondistrict in eerste instantie een plaats voor de telefooncentrale aan de westkant van Lewenborg (bij een te bouwen kantorencentrum) aangewezen. Omdat deze plaats moeilijk te bereiken zou zijn, omdat er pas later gebouwd zou worden, verzocht de directie van het PTT telefoondistrict om een plaatsje dichter bij Lewenborg.
Namens de gemeente Groningen was ir. H. J. Dix, toenmalig directeur van de dienst stadsontwikkeling en volkshuisvesting, betrokken. Hij stelde desgewenst: “Maar de wens in dat deel van Lewenborg was niet aantrekkelijk want er was alleen nog maar een globaal bestemmingsplan,” PTT en gemeente Groningen werden het uiteindelijk eens dat de telefooncentrale bij het toekomstige winkelcentrum in het midden van het stadsdeel zou worden gebouwd. De gemeente Groningen kocht er zelfs een extra stuk grond voor.
Het bezwaar van de PTT was naderhand echter, dat dit stukje land moeilijk te bereiken zou zijn. Ir. Dix zag dit echter niet zo: “Via de oude stadsweg kan een noodweg voor de bouw worden aangelegd. Als met de inrichting wordt begonnen zullen de wijkstraten al klaar zijn.”
In elk geval kreeg de gemeente het verzoek van de PTT om een nog zuidelijker gelegen plaatsje, in het eigenlijke Lewenborg, voor de bouw van de telefooncentrale vrij te maken. Tijdens een gesprek tussen beide instanties werd door ir. F.W. van der Haer gezegd dat de aansluitingen met Lewenborg-zuid, waar het eerst gebouwd
zou gaan worden, niet moeilijk zouden zijn door een noodverbinding aan te leggen. De PTT, zo gaf hij aan, wenste wel graag een centrale te laten bouwen in Lewenborg-noord. Dix had de indruk, dat de plannenmaker van de PTT zich met het aantal toekomstige aansluitingen in Lewenborg verrekend had, dat ze gedacht had de aanvragen uit de stad zelfs in de toenmalige centrales op te kunnen vangen: “Ik heb de indruk dat die centrales te klein zijn en dat ze dat in Noorddijk willen opvangen,”
De vraag- naar telefoonaansluitingen nam vooral in de tweede helft van de jaren zestig van de vorige eeuw snel toe. In de jaren 1969 en 1970 hebben zich als het ware ‘explosies’ voorgedaan. Voor het jaar 1971 verwachtte het telefoondistrict Groningen een aanvraag van ruim 21.000. Men hield er verder rekening mee, dat 1971 zou worden afgesloten met een wachtlijst van bijna 7000. In de stad Groningen waren begin 1971 enkele stadsdelen waar geen nieuwe telefoonaansluitingen konden worden gemaakt. Dat was onder meer het geval in de woonwijken Vinkhuizen, Selwerd en Paddepoel, waar men gebruik maakte van een in 1968 geopend gebouw aan de Magnoliastraat. Medio 1971 werd daar de centrale Selwerd voor uitgebreid, zodat dan de wachtlijst van ruim 300 kon worden afgewerkt.
Men vreesde echter, dat er tegen het eind van dat jaar opnieuw een confrontatie met een nieuwe wachtlijst zou volgen. De directeur van het Telefoondistrict had nog een ander nieuwtje en wel dat de aangeslotenen binnen zijn district nog enige tijd dienden te wachten met het zelf automatisch kunnen kiezen van nummers in het buitenland. Totdat dit wel het geval zou zijn, diende men verbindingen aan te vragen via een speciaal nummer waarachter telefonistes zaten die de verbindingen tot stand brachten. Reden was een enorme vertraging in de oplevering van een internationale automatische telefooncentrale, die gepland was voor plaatsing in Rotterdam. Wel werd er gesteld dat de verwachting was dat eind 1972 iedere Nederlander zelf rechtstreeks een verbinding met het buitenland zou kunnen maken.
Bron: Hans Knot Foto’s: Jan Hendrik van der Veen