Als ik de laatste jaren eens sporadisch, wat we eens het warenhuis noemden, Vroom en Dreesmann bezocht zag ik allerlei bewegingen die ik niet van de hoogtijdagen van het voormalige familieconcern ken. Destijds was het een geheel andere samenstelling: een supermarkt in de kelder, Vendet in een bijgebouw. Niet alleen verkoop van wasmachines, ijskasten, radio’s, maar destijds ook kostuums en jurken op afbetaling.
In 1967 kwam daar ook nog eens kunst, die te koop was tegen gemakkelijke betalingsvoorwaarden, in het grootste warenhuis van de stad Groningen. Pier Tania was destijds cultureel coördinator van de gemeente Groningen en hij was het die in februari 1967 de kunstafdeling op de tweede verdieping van het bijgebouw van Vroom en Dreesmann in de Roode Weeshuisstraat officieel opende. Het was destijds een uniek initiatief van de directie van VenD, genomen in samenwerking met de gemeente Groningen, de Raad voor de Kunst en de kunstgalerie De Mangelgang.
Het was een mooie verzameling van grafiek, gouaches en tekeningen van 35 Nederlandse kunstenaars, bijeengegaard door Leendert van Lagestein en zijn vrouw, beheerders van de Mangelgang. Niet alleen door de beeldende kunst te exposeren in of vlak bij de dagelijkse stroom van het grote publiek, maar ook door invoering van gemakkelijke betalingsvoorwaarden werd gehoopt de kunst naar een breder publiek te brengen. De Raad voor de Kunst van de gemeente Groningen betaalde de rente en administratiekosten, die betaald dienden te worden aan de financier.
De financier van kunstuitstalling was destijds de financieringsmaatschappij Mahuko NV, een dochter van de Amrobank. Deze maatschappij had ook de afbetalingsvoorwaarden vastgesteld overeenkomstig de voorwaarden die geldig waren voor de zogenaamde persoonlijke leningen, met dit verschil, dat voor kunstwerken reeds van 100 gulden af krediet werd gegeven. Krediet werd alleen gegeven voor de aankoop van kunstwerken, waarvoor ook een Rijksaankoopsubsidie was toegekend. Deze subsidie van de staat, 25 procent van de prijs van het kunstwerk, werd door de financieringsmaatschappij beschouwd als de eerste aanbetaling op het kunstwerk. De koper kon dus kopen zonder een cent op zak. Hij kon betalen in zes of meer maandelijkse termijnen.
Naar zijn financiële antecedenten werd slecht summier onderzoek ingesteld. Een voorbeeld van de bijdrage die de Raad voor de Kunst gaf: op een kunstwerk van 800 gulden betaalde het Rijk 25 procent subsidie, ofwel 200 gulden. De resterende 600 gulden werd door de koper betaald in zes maandelijkse termijnen van 100 gulden. VenD heeft destijds belangeloos medewerking verleend aan de advertentiecampagne en de inrichting van de tentoonstellingsruimte van 200 vierkante meter. De tentoonstelling was iedere avond tot 10 uur te bezoeken.
De opbrengst van de verkoop van deze tentoonstelling ging naar De Mangelgang, om deze galerie, die net als andere galerieën in Groningen op de rand van de rentabiliteit wankelde, te helpen. Tania wees er tijdens de opening op dat de individuele kunstenaars en de galerieën zich heel moeilijk konden veroorloven zelf krediet te geven. Van de zijde van de directie van VenD werd verklaard, dat men al jaren op zoek was naar een mogelijkheid iets te doen voor de kunst. Na de expositie werd de ruimte in het gebouw van het warenhuisconcern gebruikt voor de verkoop van eigen artikelen.
Het bleef echter niet lang stil rond de kunst en het warenhuis want een jaar later werd er weer volop gedaan aan promotie. Gedurende de maand februari 1968 stond de vierde verdieping van het pand van Vroom en Dreesmann in het teken van de kunst, waarbij het accent viel op de expositie ‘4-hoog Groningen’. Deze was onder auspiciën van het Groninger Museum georganiseerd op de vierde verdieping met een grootte van ongeveer 1000 m2. Het unieke gebaar van de directie van het warenhuis deze ruimte beschikbaar te stellen, werd er de mogelijkheid geschapen de kunst andermaal onder de aandacht te brengen van een veel groter publiek dan normaal werd bereikt. De keuzeheer van het Groninger museum had een selectie gemaakt uit de toen recente aanwinsten in de collectie moderne kunst, terwijl de galerieën Waalkens, Heins en Mangelgang waren uitgenodigd schilderijen, gouaches, plastiek en dergelijke te tonen van hun vaste kern van exposanten. In totaal kwamen er 240 kunstwerken bijeen van 40 verschillende kunstenaars.
Ook over deze tentoonstelling kwam cultureel ambtenaar van de gemeente Groningen, Pier Tania, aan het woord. De Groninger Gezinsbode was zijn klankbord destijds: “Wat men te zien krijgt is niet de privé-hobby van een paar gekken. Integendeel. De tentoonstelling is met zorg samengesteld. Het zijn kunstwerken die sommigen het liefst zo met de asman zouden meegeven, maar die zeker met grote zorg zijn geselecteerd door heel deskundige lieden, die echt weloverwogen het gemeenschapsgeld voor deze aankopen hebben uitgegeven.”
De tentoonstelling werd trouwens een aantal dagen later dan gepland geopend. Reden hiervoor was dat er een aantal bezwaren was binnen de organisatie tegen een zestal werken van de Amsterdamse kunstenaar Harry Huisman. Deze werken, die een zeer erotische inslag hadden, werden speciaal voor ‘4-hoog Groningen’ ongeschikt geacht, omdat men daar in hoofdzaak een publiek verwachtte dat vreemd stond tegenover de moderne kunst. Galeriehouder Waalkens, tot wiens inzending deze zes werken behoorden, wilde ze aanvankelijk niet terugtrekken. Er werd echter een compromis gevonden door de werken tijdens de duur van de tentoonstelling openbaar te maken in het Groninger Museum in plaats van op de vierde verdieping van het warenhuis. Echter lang hebben deze ook niet in het Groninger Museum gehangen, want de Groninger politie verwijderde ze om dat ze te aanstootgevend werden beschouwd.
Bron: Hans Knot Afbeeldingen: Tania VARA archief beeld en geluid, Mangelgang collectie Jan van Heeren