Stakingen zijn al lang niet meer van alledag. Vroeger las je veel meer berichten in de dagbladpers betreffende voorgenomen stakingen en daadwerkelijk uitgevoerde stakingen. Vaak wordt een kantonrechter of rechtbank ingezet, al dan niet met succes, om een staking te voorkomen. Vroeger kon het sneller uit de hand lopen, zoals in de Martinistad Groningen op 5 en 6 februari 1918.
Er was een algemene staking onder de arbeiders in Groningen afgekondigd, met als gevolg enorme rellen in de Groninger binnenstad. Het ‘Revolutionair Socialistisch Comité’ drong er bij de arbeiders, die waren aangesloten bij de Groninger Bestuurdersbond (de vertegenwoordiging van 23 vakorganisaties met 2800 leden), er op aan te staken evenals een aantal eisen te stellen:Zo werd een direct uitvoerverbod van alle levensmiddelen geëist, volle lonen voor werklozen gevraagd en verlaging van de gasprijs. Vervolgens werd het dinsdagmorgen 5 februari en raakte in Groningen de zaak aan het rollen.
Politiecharges werden uitgevoerd, er werd geschoten en er vielen harde klappen.
Het Nieuwsblad van het Noorden schreef er dezelfde dag in de avondkrant ondermeer het volgende over: ‘Hedenmorgen zijn de arbeiders aangesloten bij de groepen, welke de werkstaking hebben geproclameerd, niet aan het werk gegaan. Ze gingen in groepen bij de verschillende bedrijven langs om de nog werkende arbeiders over te halen zich bij hen aan te sluiten, wat hun op verschillende plaatsen lukte.’
Het was natuurlijk een totaal andere tijd, het transport gebeurde via scheepvaart, buurtvaart en de paard en wagen. Het gehele transportbedrijf lag stil en volgens de berichtgeving was er destijds geen korrewagen op straat te bekennen en ook de kades in de binnenstad lagen vol goederen. Ook werden er door de stakers af en toe trams aangehouden en omsingeld met de bedoeling de conducteurs en wagenbestuurders te bewegen de wagens te laten staan.
Uitzonderingen waren er ook want niet alle aangesloten vakbondsleden werden gedwongen mee te staken. Zo was er een aangesloten koetsier, die vergunning vroeg een dode te mogen begraven. Op de Veemarkt was het ook helemaal mis in februari 1918. De stakers stonden niet toe dat de drijvers de dieren vervoerden, zodat de kooplieden zelf de koeien bij de horens dienden te nemen.
Omstreeks half twee in de middag van 5 februari 1918 was het zeer rumoerig op de Rademarkt, welke een honderdtal meters gelegen was vanaf het Veemarktterrein. Stakers poogden te verhinderen dat wagens van de stadsreiniging uitreden. Vijf agenten waren er aanwezig en volgens de krant kreeg een van de agenten een schop, terwijl een burger aan het hoofd werd verwond. Er werd om versterking van een politie-eenheid gevraagd.
Een inspecteur van politie, naar wie ook met stenen door één van de stakers was geworpen en die ook een trap tegen de benen ontving, loste een schot in de lucht. Een der agenten werd met een mes in de rechterarm gestoken. Een burger werd aan het hoofd gewond. Uit de menigte werd vervolgens herhaaldelijk met stenen gegooid. De aanwezige journalist meldde verder dat niet veel later de bereden marechaussees, die de politie hielpen de menigte uiteen te drijven.
Niet veel later kwam uit de Sint Jansstraat een groot aantal demonstranten. Ze hadden gepoogd het personeel van de gasfabriek aan de Bloemstraat en ook die van een van de suikerfabrieken tot staking over te halen, wat niet was gelukt. De groep trok naar wat toen nog de ‘Groote Markt’ werd genoemd. Daar werd de menigte door een sterke politiemacht met ‘den blanken sabel en den gummistok’ uit elkaar geslagen. De demonstranten werden achtervolgd in verschillende richtingen, de meesten vluchtten de Heerestraat in.
Vervolgens verplaatste de herrie zich, volgens het verslag, naar het Zuiderdiep. Vlak bij de Heerestraat werden twee wagens van de reinigingsdienst door stakers van de wielen ontdaan. Weer voerden politie en marechaussee charges uit, waarbij gevoelige klappen vielen. Zo stond er verder te lezen: ‘Een vrouw geraakte onder den voet en gilde hevig. Ze kon echter spoedig uit haar benarde positie wegkomen. Een politieagent kwam te vallen en kreeg een gevoeligen schop. Bij de Haddingestraat was een agent genoodzaakt zijn revolver te trekken en te schieten.’
In de krant van de daarop volgende woensdag, 6 februari 1918, was er meer te lezen over de ongeregeldheden. Andermaal werden die dag in de binnenstad en daarbuiten politiecharges uitgevoerd en werden arbeiders opgestookt mee te staken en zelfs verhinderd aan het werk te gaan. Het Nieuwsblad van het Noorden die dag: ‘Weer werden er baldadigheden uitgehaald. In de Steentilstraat werden vijf winkelruiten vernield en in de Selwerderstraat werd een as-wagen in de gracht geworpen.’
Met as-wagens werd door de gemeentereiniging in die tijd rondgegaan om kachel-as te verzamelen dat deels weer werd ingezet bij gladheid op de weg. Ook die dag vielen er andermaal gewonden. In de stad werd een bekendmaking verspreid waarin de bij het Revolutionair Socialistisch Comité aangesloten organisaties meedeelden, dat zij besloten hadden de staking op te heffen. In de avonduren van 6 februari 1918 werd het dan ook weer rustig in de binnenstad. Maar ook was er al door het gemeentebestuur in overleg met de politie een tijdelijke staat van beleg afgekondigd.
Uiteraard was men ‘van hogerhand’ blij dat de politie massaal had ingegrepen om de stakingen niet geheel uit de hand te laten lopen. Het Nieuwsblad meldde verder dat de commissaris van politie de politieagenten in het politiebureau had toegesproken en hun dank had gebracht voor ‘den moeilijken arbeid in de afgeloopen dagen’. Aan iedere agent werd, in opdracht van het gemeentebestuur, een gratificatie aangeboden en wel voor de vele overuren die er waren gedraaid.
Bron: Hans Knot
Foto: Embedded Beeldbank Groningen – proclamatie: archief KB Den Haag