Groningen van toen | Deel 83

De explosie die dagenlang werd verzwegen

Het gebeurde op donderdagmiddag 3 juni 1971, een explosie in een van de eenheden van de Hunze Centrale van het Elektriciteitsbedrijf voor Groningen en Drenthe, het EGD. Pas om maandag 7 juni kwam het voorval naar buiten; heden ten dage met intens gebruik van de sociale media is dit natuurlijk onmogelijk en worden we binnen minuten via de een of andere bron bekend met het voorval.Ikzelf was destijds als assistent-bedrijfsarchivaris actief bij het bedrijf en zat in een kamer recht tegenover de hoofddirecteur De Vries maar heb mij achteraf, na de bekendmaking, gerealiseerd niets te hebben gemerkt van een panieksituatie op die vloer.

De dagbladpers meldde op de maandag na de explosie dat deze in de behoorlijk nieuwe Hunzecentrale een miljoenenschade had veroorzaakt. Ook toen werd bekend dat de explosie inderdaad al rond vier uur in de middag van donderdag 3 juni had plaats gevonden. Uiteraard werd er door journalisten kritische vragen gesteld richting de directie van het EGD, maar deze stelde duidelijk, via de directiesecretaris mr. J.G. van Rooyen, dat de directie niet bewust de ontploffing geheim had willen houden.

De Hunzecentrale, die al vele jaren geleden werd afgebroken, bestond uit vijf eenheden waarbij elke eenheid een ketel had. Dezen dienden met bepaalde regelmaat gereviseerd te worden, wat bij de tweede eenheid destijds het geval was. Wat bleek was dat de technici over het hoofd hadden gezien dat in de stookruimte onder de ketel onverbrand gas was achtergebleven. Toen één van de hoofdbranders werd geactiveerd werd het opgehoopte gas ook gelijk tot branding gebracht. Dit leidde vervolgens tot een explosie, die geen brand veroorzaakte maar de ketel begon wel op twee plekken uitgebreid te scheuren.

Van Rooyen vertelde dat na drie dagen van onderzoek de schade zeker 2 tot 3 miljoen gulden zou oplopen, mede doordat de eenheid gedurende een lange reparatie buiten gebruik zou zijn.  Vooraf had de eenheid ook drie weken stilgelegen om de gelegenheid tot revisie te kunnen geven. Volgens hem had de beveiligingsapparatuur van de branders gefaald met de explosie tot gevolg, waarbij niet duidelijk was hoe dit had kunnen gebeuren.

Wel stelde de directie dat er een uitgebreid onderzoek zou komen daar de Ketel II niet alleen grote scheuren vertoonde maar ook danig was ontzet. Men stelde dat meteen was begonnen met het herstel van de installatie en dat deze zeker een maand of 2 tot 3 zou duren. Een oplossing voor de uitval van een van de vijf eenheden had men wel doordat de oude Helpman centrale wel functioneerde maar tot op dat moment niet op vol vermogen draaide. Energieleverantie was daardoor gewaarborgd.

Tijdens een in de haast bijeen geroepen conferentie vertelde Van Rooyen die maandagochtend dat het een vreemde gewaarwording was geweest voor diegene die in de directe omgeving van Ketel II werkzaam waren geweest, daar die totaal niet hadden gemerkt dat er een explosie in hun directe nabijheid plaatsvond. Wel gaf hij toe dat de directie had nagelaten de politie, brandweer en de Arbeidsinspectie te informeren over de explosie, mede omdat er geen persoonlijke ongelukken waren gebeurd. Ondanks kritiek hierop vanuit de Arbeidsinspectie, ten monde van dhr. M. Peeren, destijds hoofddirecteur van het district Groningen, waarbij deze stelde dat elk goed bedrijf na een ongeval zelf direct de Arbeidsinspectie op de hoogte diende te brengen, had Van Rooyen een andere mening. Hij stelde: “Bij mijn weten bestaan er voor dergelijke zaken geen voorschriften. In wezen is er ook niets bijzonders gebeurd. Er is geen brand uitgebroken, er waren geen gewonden. Alleen het EGD heeft schade aan een ketel opgelopen.” En in de dagen erna geen enkele vervolg op de informatie rond het gebeuren en ook geen enkele ingezonden brief van verontruste lezers. Wat was het leven toen toch nog gelukkig heel anders.

Bron: Hans Knot Foto’s: Jan Hendrik van der Veen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *