De kleine vuurvlinder, familie van de blauwtjes, vliegt in drie generaties en is vooral te vinden bij schrale graslanden.
Kenmerken
Voorvleugellengte: circa 13 mm. De bovenkant van de vleugels is oranje met onregelmatige zwarte vlekken, zonder violette glans.
De onderkant van de achtervleugel is grijsbruin met kleine vlekjes; de oranje achterrandvlekken zijn niet scherp zwart afgezet en soms zelfs zeer onduidelijk. Deze zeer eenvoudig getekende onderkant van de achtervleugel is het meest onderscheidend kenmerk ten opzichte van de andere vuurvlinder-soorten. Bij het vrouwtje zijn de zwarte vlekken op de onderkant van de voorvleugel groot en ongeordend. De onderkant van de achtervleugel is bij het vrouwtje grijsbruin met kleine zwarte vlekjes; alleen op de achtervleugel bevinden zich oranje achterrandvlekken, die diffuus en niet zwart afgezet zijn. Soms ontbreken deze oranje achterrandvlekken en ook komen vrouwtjes voor met kleine blauwe vlekken op de bovenkant van de achtervleugel. In Nederland worden ieder jaar enkele vlinders gezien waarbij het oranje is vervangen door lichtgeel of wit.
Gelijkende soorten
Bij de grote vuurvlinder is de onderkant van de achtervleugel lichtblauw met een oranje band langs de achterrand. De bruine vuurvlinder heeft veel zwarte stippen op de onderkant van de achtervleugel.
Voorkomen
Een algemene standvlinder die verspreid over het hele land voorkomt; meestal niet in grote aantallen.
Habitat
Vrij open en meestal droge gebieden, zoals schrale plekken op de zandgronden in graslanden, heidevelden, kapvlakten, duinen, braakliggende gronden, tuinen en bermen; ook schrale graslanden in moerassen en op vochtige heiden.
Bron: Vlindernet