Het zit er op. Afgelopen zaterdag sloeg de Franse Minister van Buitenlandse Zaken, Laurent Fabius, zijn voorzittershamer op de tafel en was een nieuw klimaatakkoord een feit. Fabius was gedurende twee weken de gangmaker van de onderhandelingen over dit akkoord. Zijn land Frankrijk organiseerde de klimaattop en Fabius was de voorzitter. Inmiddels is het klimaatakkoord in kranten en op tv al historisch genoemd.
Het is ook niet niks, wat er is gebeurd. Vooraf waren veel volgers sceptisch. Te vaak waren jaarlijkse klimaattoppen met hoge ambities gestart, om uiteindelijke teleurstellend te eindigen met nauwelijks of geen vooruitgang. Parijs was in veel opzichten anders. De top begon met toespraken van wereldleiders, waardoor het tempo er meteen op lag. Bij andere bijeenkomsten in het verleden kwamen de leiders pas aan het einde in beeld, vaak om vastgelopen onderhandelingen te redden. In Kopenhagen, in 2009, ging het daar grotendeels mis, omdat de ene wereldleider voor de andere niet wilde onderdoen. In Parijs gaven de leiders het startschot en hadden professionele onderhandelaars vervolgens twee weken tijd om hun spel te spelen. Het spel van geven en nemen, rekening houden met elkaar, blufpoker en uiteindelijk begrijpen dat de wereld niet zat te wachten op een teleurstelling.
Hoe ziet het ‘historische’ akkoord er uit? Alle landen hebben afgesproken dat de temperatuur op aarde niet verder mag stijgen dan 2 graden Celsius (t.o.v. het begin van het industriële tijdperk) en liever nog minder, namelijk 1,5 graad. Landen gaan hiervoor nationale klimaatplannen maken die iedere vijf jaar tijdens een VN-klimaattop worden beoordeeld. Vooraf aan Parijs hadden veel landen al dergelijke plannen ingediend, maar deze leveren bij elkaar genomen nog te weinig op. Het zal beter moeten. Om ontwikkelingslanden te helpen bij het klimaatvriendelijk maken van hun samenlevingen, gaan industrielanden jaarlijks 100 miljard dollar beschikbaar stellen. Snel groeiende ontwikkelingslanden kunnen hieraan ook bijdragen, op vrijwillige basis. Er is dus een doel, er komen plannen en er komt geld.
Is het klimaat nu gered? Nee. Parijs is een onmisbare eerste stap geweest richting het onder controle brengen van de opwarming van de aarde, maar het werk begint nu pas. Bij het maken van klimaatplannen zullen landen er waarschijnlijk voor zorgen dat deze niet ten koste gaan van hun economieën. Controle van plannen iedere vijf jaar is belangrijk, maar er zijn geen sancties afgesproken voor het geval een land het plan niet goed heeft uitgevoerd. Het akkoord vertrouwt erop dat landen graag een goed klimaatrapport willen halen voor de rest van de wereld en daarom hun best gaan doen. In eerdere klimaatovereenkomsten werkte dat helaas niet zo goed. En natuurlijk het geld. Gaan industrielanden echt 100 miljard dollar per jaar bij elkaar vorken, als ze het gevoel krijgen dat niet iedereen meedoet? Veel onderwerpen gaan dan ook in elkaar grijpen de komende jaren. Bijvoorbeeld, een land belooft meer te doen dan het al van plan was, in ruil voor extra geld en nieuwe technologie, dat kan worden betaald uit de 100 miljard dollar. Wanneer dat mechanisme gaat draaien, gaan landen van klimaatmaatregelen profiteren, en is er kans op actie.
Parijs is zeer belangrijk geweest voor de beeldvorming en erkenning van klimaatverandering als groot wereldwijd probleem. Dit is ook een groot verschil geweest met eerdere klimaattoppen. Nooit eerder was de wetenschappelijke kennis over klimaatverandering en de risico’s ervan zo omvangrijk. Ook is klimaatverandering inmiddels zichtbaar, waardoor het van een abstract iets is veranderd in een noodzaak tot actie. Wereldleiders begrepen het, ministers met klimaat in hun portefeuille waren bereid er werk van te maken, en een aantal bedrijven gaf aan geen toekomst meer te zien in een economie die draait op kolen, olie en gas. We zijn er nog niet, maar veel beter had ‘Parijs’ niet kunnen aflopen.