Zeeland Veere – Cisterne of Waterput

De Cisterne of waterput werd in 1551 op last  van Maximiliaan van Bourgondië gebouwd voor de Schotse kooplieden, die geklaagd hadden, over de slechte watervoorziening in de stad Veere, om hun wol te wassen. Het is het enige monument van deze aard in ons land.

Het water van het dak van de Grote Kerkwordt hierin opgevangen en gefilterd. De inhoud is 200 m3. Het straalgewelf rust aan de open zijden van de achthoek met Tudor-bogen op slanke zuilen.

Zeeland Veere – Stadhuis

Het Stadhuis van Veere is een stadhuis aan de Markt in Veere in Zeeland. Het is een laat gotisch gebouw met beelden van de vier heren en drie vrouwen van Veere. Op de begane grond bevindt zich de ‘De Vierschaar’, hier werd tot 1811 recht gesproken door het stadsbestuur. Tegenwoordig oudheidskamer met onder andere de zilveren beker van Maximiliaan van Bourgondië. Het stadhuis behoort tot de top honderd der Nederlandse UNESCO-monumenten.

Geschiedenis

Hendrik IV van Borsele, Heer van Veere, gaf opdracht voor de bouw van het Stadhuis. De bouw van het stadhuis begon in 1474 onder leiding van de Vlaming Everaert Spoorwater. Het werd in 1477 voltooid. Het Stadhuis heeft twee restauraties gehad, in 1885 en in 1930-1935.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog zijn ondanks de klokkenvorderingen de klokken blijven hangen. In 1907 is tijdens de 2e Haagse Vredesconferentie bepaald dat het niet toegestaan is historisch waardevolle kunstvoorwerpen in vijandelijk gebied in beslag te nemen.

Carillon

Sinds 1591 heeft het stadhuis een toren met carillon. Vier maal per jaar wordt de melodie van het carillon veranderd. Dat gebeurt door het versteken van de trommel.
Op woensdag haalt de beiaard de tonen van de trommel en controleert m.b.v. een toonladder of alle klokken goed worden aangeslagen. Donderdag komt de stadsbeiaardier van Veere om de muziekstiften weer terug te plaatsten. De beiaard zit dan in de trommel om de stiften vast te zetten. In totaal ongeveer 5 uur werk, vroeger was men daar 2 dagen mee bezig, maar met modern gereedschap gaat het een stuk sneller.
De muziekkeuze op de trommel zijn altijd oude versjes, waarbij één ervan een versje moet zijn van geuzendichter Adriaen Valerius (ca.1570-1625) omdat deze in Veere heeft gewoond.

Werking carillon

De wijze waarop de klokjes vanuit het uurwerk worden bediend is uiterst eenvoudig. Men had een ijzeren (of houten) trommel waarin afhankelijk van de hoeveelheid klokken, evenveel banen in de omtrek waren getrokken. In die banen werden op regelmatige afstand pennen geplaatst (toonstiften). De trommel gaat draaien nadat de klok bepaalde nokken heeft vrijgegeven, de stiften lopen tegen de lichters aan, de draad van de hamer wordt gespannen, de hamer aan de klok wordt gelicht, vervolgens valt de lichter van het pennetje en de hamer valt vervolgens tegen de klok en de klok wordt tot klinken gebracht.