Deze wipwatermolen in Oud-Zuilen bemaalde de polder Buitenweg, circa 288 hectare, in de Nederlandse provincie Utrecht. De molen werd in 1853 gebouwd in opdracht van een aantal ingelande boeren van deze polder. Oorspronkelijk had de molen een zwart bovenhuis en een oudhollands tuig.
In 1931 werd door de Rijnlandse molenmakers De Gelder en Van Beek het bovenhuis rood geverfd met witte omlijsting. Zij vrolijkten de molen op in hun streekeigen kleuren, die er wel voor zorgden dat deze molen in het Utrechtse landschap een vreemde eend in de bijt is; niemand zou het echter appreciëren als de molen weer zwart geteerd zou worden! Naast dit nieuwe uiterlijk werd in 1931 ook de molen voorzien van Dekker-stroomlijnwieken, terwijl het scheprad werd vervangen na experimenten met 3 buiten de molen geplaatste Ericsonpompen door een open schroefpomp. Deze verticale schroefpomp kon ook bij windstilte worden aangedreven door een electromotor, die nog aanwezig is.
In de jaren vijftig werd de windbemaling stop gezet. De laatste beroepsmolenaar was Jan van der Wilt. Wel bleef de molen behouden, ingevolge de B.W.O.-wet kreeg de molen de status van noodgemaal.
In 1972 droeg het waterschap Buitenweg de molen over aan de Stichting De Utrechtse Molens. Sinds het overlijden van Jan van der Wilt wordt deze molen in bedrijf gehouden door vrijwillig molenaars.
De molen van polder Buitenweg is de kleinste molen van de provincie Utrecht en staat naast de Westbroekse Molen, die de grootste molen van de provincie is. Beide molens malen het overtollige polderwater uit op de nabij gelegen rivier De Vecht.