Kinderen die vanwege traumaletsels een lichamelijk onderzoek in de buik moeten ondergaan, ondergaan te vaak een CT-scan. Deze scans hebben een beperkte diagnostische meerwaarde en geven een aanzienlijk stralingsrisico. Dit blijkt uit onderzoek van chirurg David Nellensteijn van het UMCG. CT-scans kunnen dan ook niet dienen als basis voor behandelingsrichtlijnen. Nellensteijn promoveert op 1 april aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Wereldwijd is een ongeval de belangrijkste oorzaak van overlijden of blijvende invaliditeit bij kinderen. Als bij de kinderen na een ongeval de vitale functies zijn gestabiliseerd en de eerste zorg is afgerond, wordt bij hen een volledig lichamelijk onderzoek uitgevoerd. Hierbij is het lichamelijk onderzoek van de buik van een kind een kunst op zich. In zijn proefschrift richtte Nellensteijn zich vooral op de huidige diagnostische en therapeutische strategieën bij (verdenking op) intra-abdominaal letsel bij kinderen.
Voor de behandeling van kinderen met lever- of miltletsel zijn richtlijnen opgesteld door APSA (American Pediatric Surgical Association). De behandeling is gebaseerd op de ernst van het letsel zoals deze te zien is op CT-scans. Uit het onderzoek van Nellensteijn blijkt echter dat CT-scans onvoldoende betrouwbaar zijn om de gradaties van het letsel aan te geven. Volgens Nellensteijn zijn CT-scans hiermee niet geschikt om als basis te dienen voor een klinische behandelingsrichtlijn. Hij pleit er dan ook voor om de behandeling te laten bepalen door klinische parameters, niet door de weergave daarvan op een CT-scan.
Omdat CT-scans bij kinderen schade kunnen geven door de straling, ging Nellensteijn na wat het diagnotische resultaat is van CT-scans bij kinderen. Uit zijn onderzoek blijkt die zeer beperkt te zijn: in 96% van de gevallen bracht de CT-scan geen verandering in de behandeling van het kind. Een zorgvuldige controle van de bloedwaarden in combinatie met herhaaldelijk lichamelijk onderzoek, (herhaalde) echografie en bloedonderzoek, kan de noodzaak voor CT-scans uitstellen en mogelijk afstellen. Dit leidt tot vermindering van de stralingsbelasting voor kinderen. Volgens Nellensteijn wegen de voordelen van een vroege diagnose niet op tegen de risico’s van blootstelling aan straling van de CT.
Nellensteijn onderzocht de waarde van enkele alternatieven voor CT-scans. De BATiC-score (Blunt Abdominal Trauma In Children) maakt alleen gebruik van gegevens die zijn verkregen uit lichamelijk onderzoek, laboratoriumuitslagen en echografie. Met behulp van deze score kunnen kinderen met een laag risico op intra-abdominale letsels worden geselecteerd, waarbij het verrichten van een onnodige CT-scan kan worden vermeden. Uit zijn studie blijkt deze BATIC-score een betrouwbaar instrument te zijn voor diagnostiek.
Nellensteijn pleit voor het terugdringen van het aantal CT-scans bij kinderen die met traumaletsels in een ziekenhuis komen. Hij heeft wel begrip voor artsen die een CT-scan laten doen. Nellensteijn: “Allereerst is er de angst van de dokter iets te missen of niet te weten wat er in de buik kapot is, terwijl via de CT-scan er wel de mogelijkheid is dat vrij snel te weten te komen. En verder heeft de dokter angst een label nalatigheid op een behandeling geplakt te krijgen, omdat er geen CT-scan in uitgevoerd.” Hij hoopt dat zijn proefschrift helpt met het bewuster omgaan met stralingsonderzoeken en de behandeling volgens het ALARA principe (as low as reasonably achievable ).
Curriculum vitae
Drs D.R. Nellensteijn (1975, Amsterdam) studeerde geneeskunde in Groningen. Hij deed zijn onderzoek bji de afdeling chirurgie van het UMCG. De titel van zijn proefschrift is: ‘Pediatric abdominal injury; Initial treatment and diagnostics”. Hij werkt nu als traumachirurg in het St Elisabeth op Curaçao.
Bron: UMCG